Regelmatig laat mijn jongste zoon tijdens een autoritje uit volle borst zijn hele Sinterklaasrepertoire aan zijn toeschouwers horen. Omdat dit repertoire natuurlijk nog lang niet zo uitgebreid is als die van zijn broers vullen die hem aan waar nodig. En zo zit ik dus regelmatig, onafhankelijk van welk jaargetijde of welke maand het is, te luisteren naar mijn eigen vocale ensemble op de achterbank.
Sinterklaas blijft een hot item bij ons. Wekelijks komt deze goede man voorbij in de gesprekken. Met elkaar praten ze over hoe spannend die tijd is en, niet geheel onbelangrijk, wat ze dit jaar allemaal gaan vragen.
Natuurlijk passeren ook de spannende belevenissen van de afgelopen jaren de revue. Want die tent op het bed van opa en oma was wel heel spannend! Door de deur heen hadden we Zwarte Piet zelfs horen snurken. Net toen wij de deur openden bleek hij over het balkon gesprongen en weggehold te zijn. Het touw hing nog aan het balkon!
Mijn middelste zoon rilt nog elke keer na bij gedachte aan deze ervaring. Hij durfde pas om het hoekje van de slaapkamerdeur te gluren toen hij er helemaal zeker van was dat Piet echt weg was. Mijn oudste zoon geniet juist nog na van die spanning. Als het aan hem had gelegen had Piet nog even een kopje koffie met hem op het grote bed gedronken. En mijn jongste zoon herinnert zich vooral het strooigoed op het bed. Ongelimiteerd snoepen is ook geen dagelijkse activiteit.
Gisteravond kwam het gesprek weer op Sinterklaas. Op het grote bed luisterde ik naar een kleutergesprek tussen mijn vijf- en zevenjarige.
“Fijn hè dat Piet al boven was bij opa en oma?” “Waarom is dat juist fijn?” “Nou, Sinterklaas kan natuurlijk niet meer zo goed van het balkon springen.”
Er viel even een stilte. Dit was duidelijke een punt om even over na te denken.
Maar het gesprekje was nog niet klaar. “Als je al zo oud bent kom je ook niet meer zo makkelijk de trap op hè?” Daarin moest ik al afluisterend gelijk in geven. Ga er maar eens aanstaan. Met je 461 jaren dagelijks veertien treden naar boven en naar beneden is niet echt een wenselijke situatie. Zeker als je je sokken dan bent vergeten. Kun je het ritje nog eens over doen.
Mijn oudste zoon opperde hierop de suggestie dat Sint ook met zijn staf de trap op kan lopen, wellicht dat dat meer steun geeft dan dat gehijs aan die trapleuning. Zodoende ging het gesprek heel vloeiend over in het gemak van een staf. Vanaf het grote bed genoot ik met volle teugen van dit mooie staaltje kinderfilosofie.
Wat kun je allemaal met een staf doen? Het bleek een heel gemakkelijk hulpmiddel te zijn. Je kon ermee slootje springen, ver springen en er lekker op hangen als je moet wachten bij de kassa. Nog even en ik verwachtte dat zij een staf op hun verlanglijstje zouden zetten.
Toch ging dit mijn middelste zoon op een gegeven moment even te ver. Hij kreeg een beetje medelijden met die Goede Sint. Hij wilde even terug naar het waarom van het gebruik van de staf. Hij riep mij erbij. Hij had duidelijk mijn kijk op de situatie even nodig.
“Mama, wat denk jij? Hoe zit het nou echt?”
“Wat? Wat zit nou echt?” “Nou, waarom heeft Sint nu een staf? Is dat omdat hij een versleten heup heeft, of omdat hij net een nieuwe heeft gehad? ”