Ontwikkeling
Primaire reflexen zijn de basis voor een goede ontwikkeling van een kind. Ze vormen als het ware een stevige ondergrond waar weer nieuwe ontwikkelingsfases op gebouwd kunnen worden.
Een reflex is een onwillekeurige, automatische beweging als reactie op een prikkel. We hebben verschillende reflexen actief in ons leven, ook wel de levenslange reflexen genoemd. Als we bijvoorbeeld onze vinger branden gaat er een seintje naar de hersenen en is de reactie daarop dat we onze hand zo snel mogelijk terugtrekken!
Verstoorde primaire reflexen kunnen verschillende oorzaken hebben en voor verschillende problemen zorgen.
Primaire reflexen zijn rond het tweede levensjaar veelal volledig in het lichaam geïntegreerd en dus niet meer actief.
Vanaf het prille begin in de baarmoeder zijn er al primaire reflexen die helpen ons brein te ontwikkelen. Een goede ontwikkeling hiervan is van enorm belang voor motoriek, gedrag, communiceren, sociaal en emotioneel welzijn.
Primaire reflexen worden aangestuurd vanuit de hersenstam, het gedeelte van de hersenen dat verantwoordelijk is voor de overleving. Voorbeelden van deze reflexen zijn o.a. het zuigreflex, grijpreflex en schrikreflex. Als primaire reflexen nog actief zijn wordt de hersenstam gestimuleerd en schiet het lichaam in de ‘vecht-vlucht’ stand. We reageren dan vanuit stress en overleving. Bij goed geïntegreerde reflexen geef je een reactie vanuit je prefrontale cortex waar je de informatie verwerkt en analyseert alvorens een reactie te geven.
Wat gebeurt er als een kind zijn reflexen niet of niet goed heeft kunnen integreren?
Wanneer een kind de stevige basis van goed geïntegreerde reflexen mist, is alles wat je er verder op bouwt wankel. Het actieve reflex zal zich altijd opdringen en verstoort zo het normale functioneren. Het kind zal deze reflexen willen onderdrukken of compenseren wat enorm veel energie kost.
Een kind kan overreageren, helemaal niet reageren of ongecontroleerd reageren op zintuiglijke informatie. Veel voorkomende klachten zijn:
- moeilijk stilzitten;
- struikelen, moeite met evenwicht;
- tijdens het schrijven met het hoofd bijna op de tafel liggen;
- heeft zijn benen om de stoelpoten geklemd;
- is overgevoelig voor labels in kleding, geluid en/of licht;
- bijt op z’n pen, nagels of duimt etc;.
- plast nog regelmatig in zijn broek;
- is “onhandig”, loopt tegen dingen aan, gooit dingen om;
- is onzeker, faalangstig;
- wordt gepest of pest zelf;
- loopt op zijn tenen (letterlijk en figuurlijk);
- heeft zijn emoties niet in balans;
- klaagt over hoofdpijn tijdens het lezen of tv kijken;
- heeft een zwakke pen greep;
- schrikt van harde geluiden;
- slaapt slecht;
- heeft moeite met concentreren.
Problemen met verstoorde primaire reflexen
Er zijn verschillende oorzaken waardoor reflexen soms niet of niet goed geïntegreerd zijn? Dit kan komen door:
- problemen tijdens de zwangerschap, geboorte en/of na de geboorte, denk daarbij o.a. aan geboorte trauma (vacuumverlossing, tangverlossing) en keizersnede;
- emotionele stress van de moeder tijdens de zwangerschap;
- onvoldoende juiste beweging in de baby/peuter tijd. Maxi cosi’s, schommelstoelen, autozitjes etc beperken de bewegingen die juist zo nodig zijn voor de ontwikkeling van de hersenen. Maar denk ook aan het veelvuldig en lang tv kijken, gebruik van Ipad en computers wat behalve invloed op de houding ook negatieve invloed heeft op de hersenen die nog in ontwikkeling zijn;
- elektronische vervuiling, elektromagnetische straling (wifi);
- ziekte, trauma en chronische stress op latere leeftijd.
Lees meer over leerproblemen en primaire reflexen
Ontwikkeling Moro reflex
De Moro is een automatische reactie op een plotselinge verandering in zintuiglijke prikkels. Bij een pasgeboren baby herken je dit aan onverwachte beweging of geluiden. Een baby ademt snel in. Zijn vingers, armen en benen spreiden zich. In de bloedbaan komen adrenaline en cortisol vrij. Vervolgens zal de baby zijn armen over zijn borst sluiten, ademt hij uit en begint hard te huilen. Op deze manier roept de baby om hulp.
De Moro ontwikkelt zich in de 9e week na conceptie bij de foetus in de baarmoeder en maakt ons gevoelig voor gevaar. Dit reflex is belangrijk bij de eerste ademhaling na de geboorte. Daarnaast is de moro ook belangrijk in de eerste strek reactie van het lichaam. De baby heeft tenslotte 9 maanden in een gebogen positie in de baarmoeder gezeten.
De Moro reflex hoort geïntegreerd te zijn bij 3à 4 maanden en gaat over in het gewone “volwassen schrik reflex”
Wat gebeurt er bij een actieve moro reflex?
Wanneer bij het kind deze Moro reflex niet geïntegreerd is, zal er telkens een overproductie aan cortisol en adrenaline in het lichaam worden rondgepompt wanneer het kind schrikt. Het kind heeft dan een verhoogde mate van stress in het lichaam. Het kind kan na enige tijd hypergevoelig worden in een of meer zintuigen. Hierdoor zijn deze kinderen snel afgeleid en moe. Het kan zich uiten in storend, onrustig gedrag of juist het tegenovergestelde, het kind trekt zich terug en keert in zichzelf.
Symptomen bij een actieve Moro reflex
- Overgevoelig voor geluid en/of licht.
- Lage eigenwaarde, weinig zelfvertrouwen.
- Extreem schrikachtig.
- Concentratieproblemen.
- (Faal)angst.
- Slecht coördinatie (met name tijdens balspelen)
- Evenwichtsproblemen
- Houdt niet van veranderingen
- Gemakkelijk afgeleid
- Last van allergieën, lagere immuniteit
- reisziekte.
- Keel-, neus- en oorproblemen.
Verstoorde primaire reflexen behandelen met ‘reflexintegratie’
Onafhankelijk van leeftijd kunnen reflexen (opnieuw) geïntegreerd of verder geïntegreerd worden. Zo kan de basis voor ons zenuwnetwerk opnieuw aangelegd worden. Aan de hand van een intake en testen kan worden vastgesteld welke reflexen nog niet, niet goed, of nog niet geheel geïntegreerd zijn. De behandeling bestaat uit een reeks bewegingsoefeningen die zowel passief als actief gedaan kunnen worden. Veelal krijgen kinderen oefeningen mee voor thuis welke zo veel mogelijk op speelse wijze worden aangeboden zodat de kinderen het leuk en fijn vinden om te doen.
Door Tini Rademaker, integratief kinder- en jeugdtherapeut bij Kinderpraktijk aan de Dijk te Beusichem (Gelderland)
www.kinderpraktijkaandedijk.n
Basisschoolkind, Opvoeden
De hele dag gemotiveerd en geconcentreerd bezig zijn kan soms nog wel eens lastig zijn voor kinderen. Deze tips kunnen je daarbij helpen.
Concentratie en motivatie hangen sterk met elkaar samen. Iets doen wat je leuk vindt vraagt veel minder, of bijna géén, overredingskracht om gefocust te kunnen blijven. Als de motivatie ontbreekt is concerteren veel lastiger.
Concentratie verhogen
1. Prikkelarme omgeving
Het klinkt logisch maar verwijder alles wat af kan leiden. Voor kinderen met (tijdelijke) concentratieproblemen geldt, hoe minder afleiding hoe beter. Zorg daarom zoveel mogelijk voor een prikkelarme omgeving. Dit betekent een opgeruimde werkplek met zo min mogelijk onnodige spullen in het zicht.
Zorg er ook voor dat het zo rustig mogelijk is. Als je meerdere kinderen hebt is dat vaak lastig. Het kan dan helpen om ze verder uit elkaar te zetten.
Wat helpt bij concentratie problemen
2. Concentratie verhogen door rust
Als kinderen oud genoeg zijn om zelfstandig te werken, laat ze dan alleen op een rustige plek werken. Een stille ruimte zal veelal de concentratie goed doen. Als ze op hun slaapkamer zitten, zorg dan dat deze opgeruimd is zodat ze niet worden afgeleid door speelgoed of andere spullen
Een voordeel van een eigen ruimte is dat ze niet worden afgeleid door huisgenoten die langs lopen of even pauze houden.
3. Koptelefoon
In een huis vol mensen is het nooit écht stil. Als een kind snel is afgeleid door geluiden kan een koptelefoon uitkomst bieden. Dit kan een gehoorbeschermer zijn of een koptelefoon, bij voorkeur met noise cancelling. Een koptelefoon bied ook uitkomst als een kind zich juist beter concentreert met muziek, omdat hij juist een hoge drempelwaarde heeft
Lees meer over drempelwaarde en concentratie
4. Inspannen en ontspanning
Geen enkel kind houdt het vol om uren achter elkaar geconcentreerd te werken. Zorg voor een afwisseling in denk en doe-taken. Wanneer je zorgt voor een afwisseling in die twee taken, zul je zien dat een kind zijn concentratie en focus langer vast kan houden. Zorg ook voor voldoende ontspanning door op gezette tijden pauze momenten in te lassen.
Kinderen en tieners kunnen zich gemiddeld 20 tot 30 minuten echt concentreren. Het werkt het beste als het thuislesschema daar op aangepast wordt. Zet eventueel een timer en spreek af dat een kind tot die tijd met een bepaalde opdracht of vak bezig moet zijn. Zorg tijdens de pauze dat een kind ook echt even van zijn werkplek op staat om buiten te spelen of fruit te eten op een andere plek. Voorkom dat er gegamed wordt op dezelfde plek.
5. Concentratie verhogen door bewegen en frisse lucht
Bewegen heeft een positieve invloed op de concentratie van kinderen. Tussen het werken door is het dus goed om even te bewegen. Dit kan een wandeling zijn, maar ook een dansje door de kamer is goed en gezellig om te doen. Op school gaan de kinderen in de pauze ook naar buiten, dus probeer dit er thuis ook in te houden (of weer in te krijgen).
6. Contact met vriendjes
Last but not least, zorg dat kinderen contact houden met hun klasgenoten. Vaak wordt dit ook vanuit school gearrangeerd, en worden er groepjes gemaakt die via een google meet of teams samen werken. Maar ook samen thuiswerken (op gezette tijden) met een facetime of zoom verbinding, kan motiverend werken.
Lees meer over voedingstoffen die van grote invloed zijn op het concentratie vermogen
ADHD
Jongens met ADHD, die (her)kent iedereen vaak wel. Ze zijn druk, aanwezig en kunnen zich moeilijk concentreren. Bij meisjes uit ADHD zich heel anders. Een druk jongetje wordt al snel doorverwezen naar een deskundige, meisjes veel minder. In 33 tot 50 procent van de gevallen worden symptomen van ADHD bij meisjes niet herkend. Meisjes die wat meer kletsen of naar buiten staren worden als minder storend ervaren door leerkrachten. Mocht hier echter wel sprake zijn van ADHD en dit onbehandeld blijven, kan dat later tot veel ernstige problemen leiden
Waarin verschillen meisjes van jongens als het gaat om ADHD
ADHD uit zicht bij meisjes op een aantal punten anders dan bij jongens.
Minder hyperactief
Het belangrijkste symptoom dat wordt geassocieerd met ADHD is hyperactiviteit. Maar in vergelijking met jongens, hebben meisjes met ADHD, over het algemeen veel minder moeite met stilzitten. Ze hebben minder last van friemelen en ook minder drang om continue te moeten bewegen.
Minder impulsief
Meisjes kunnen ook beter hun impulsen onder controle houden. Ze komen minder in de problemen door hun impulsieve gedrag. Ze pakken bijvoorbeeld niet zomaar iets zonder het te vragen.
Het verschil tussen ADHD en ADD is niet enkel de hyperactiviteit
Concentratieproblemen
Een signaal welke je zowel bij jongens als meisjes ziet zijn concentratieproblemen. Meisjes zijn net zo snel en vaak afgeleid. Het uit zich wel anders, ze zijn meer aan het dagdromen en zijn vaak afgeleid in de klas.
Ze praten heel veel
Kletsen is een favoriete bezigheid van veel kinderen. Meisjes met ADHD praten ontzettend veel en kunnen hier moeilijk mee stoppen. Ze missen signalen en hints van hun omgeving die een gesprek proberen te sturen. Hierdoor is er minder kans voor een ander om aan het woord te komen.
Ze zijn ook vaker geneigd om gesprekken van anderen te onderbreken. Bovendien kunnen ze het niet goed aanvoelen als het niet gepast is om te spreken.
Geïsoleerd gedrag
Meisjes laten vaker geïsoleerd gedrag zien. Voor zowel jongens als meisjes met ADHD kan het moeilijk zijn om vrienden te maken. Voor veel meisjes komt hier een extra uitdaging bij kijken. Vaak wordt van meisjes verwacht dat ze bepaalde sociale vaardigheden hebben. Zoals het zich kunnen inleven in een ander, gevoelens tonen en subtiele sociale hints oppikken. Omdat dit met ADHD lastiger is, kan het zorgen voor sociale problemen.
Emotioneel gevoelig
Meisjes zijn erg emotioneel en heel gevoelig. Sterke uiteenlopende emoties en ADHD gaan vaak hand in hand. Meisjes komen dan ook vaak hypersensitief en extreem emotioneel over ten opzichte van jongens. Dit wordt in de puberteit vaak erger.
Meer over de ondersteuning van een gevoelig kind
Laag zelfbeeld
Meisjes hebben meer last van gevoelens als schaamte en een laag zelfbeeld. Het kan voorkomen dat een meisje met ADHD zich schaamt voor het feit dat ze zich maar moeilijk kan focussen of opletten. De kans is groot dat ze het zichzelf kwalijk gaat nemen dat ze met bepaalde (sociale) dingen moeite heeft. Dit kan een behoorlijke impact hebben op haar zelfvertrouwen.
Als de klachten van ADHD niet behandeld worden, kunnen meisjes als ze ouder worden sneller last krijgen van andere stoornissen. Denk aan depressies, verslavingen en angststoornissen. Dit kan vooral in de periode van de puberteit ontstaan. Maar ook pas jaren later als volwassen vrouw.
Ook al valt ADHD dus minder op dan bij jongens, het is dus nog steeds belangrijk dat meisjes ook de juiste behandeling krijgen.
Ondersteuning in de ontwikkeling van executieve functie kan meisjes enorm helpen
bron: thehealthy.com
Beelddenken
Beelddenkers leren anders. Ze verwerven informatie anders, maar ook de verwerking verloopt anders dan bij de kinderen die meer taal georiënteerd zijn. Beelddenkers verwerken informatie voornamelijk visueel, zij willen informatie ‘zien’ en verwerken informatie associërend. Deze kinderen hebben daarom snel een zwakke concentratie in de klas.
Een beelddenker neemt 1500 prikkels per minuut waar. Een kind kijkt naar de leerkracht die voor het bord staat om uitleg te geven over een spellingregel. De leerkracht noemt als voorbeeld het werkwoord spelen. Het kind hoort het woord ‘spelen’ en krijgt meteen associatie-beelden als: plein met het voetbaldoel > hierop volgt associatie > zijn voetbalwedstrijd van maandagavond > hierop volgt associatie > eten bij oma > hierop volgt associatie > vakantie met opa en oma > hierop volgt associatie > zwemmen in het zwembad.
De eerste uitleg van de spellingregels heeft een kind nu al gemist!
Een kind kijkt naar de leerkracht en ziet een hele hoop. Kijken de ogen van de leerkracht blij of boos – mooie krullen in het haar – rode jurk – de poster naast het bord. Maar tegelijk neemt een kind ook waar wat er naast hem gebeurt. Het kind neemt ook waar vanuit de ooghoeken en krijgt impulsen als: jan die op een pen kauwt – Mary heeft vandaag een gebloemde legging aan – de deur van het lokaal is niet helemaal dicht, enz.
In tegenstelling tot de 1500 prikkels van visuele waarnemingen, kan een persoon maar 200 woorden in een minuut uitspreken of denken. In het hoofd van een beelddenker is het dus best druk op zijn tijd!
De zwakke concentratie van een beelddenker is vooral toe te schrijven aan de associatieve informatieverwerking en het feit dat de ogen eerst informatie willen zien!
De concentratie van een kind, bepaalt hoe intensief en hoe lang hij zijn aandacht ergens op kan richten.
Hoelang kan een kind werkelijk met een taak bezig zijn? Niet elke taak vraagt dezelfde concentratie. Voor tafeltennis heb je bijvoorbeeld een snellere, flitsender concentratie nodig dan voor schaken. Hiervoor heb je juist een rustige, analytische vorm nodig.
De verschillende vormen van concentratie zie je terug op school. Zelf actief bezig zijn vraagt een andere vorm van concentratie dan alleen luisteren. Ook vragen korte taken een andere vorm van concentratie dan taken die lang duren. Op school is vaak sprake van een gedwongen concentratie, een kind moet zich concentreren. Thuis met Playmobil spelen is een vrijwillige concentratie.
Bij beelddenkers zien je ook vaak concentratieproblemen als het voor hen niet duidelijk is waar ze mee bezig zijn. Daardoor zijn ze minder gemotiveerd en dus sneller afgeleid.
Wat helpt voor een betere concentratie in de klas?
Een effectieve concentratie oefening is Doodling of droedelen
Doodling is zonder na te denken tekeningetjes, bepaalde vormen, krullen enz. krabbelen terwijl je luistert naar iemand. Je bent doelloos aan het tekenen, krabbelen, terwijl je aandacht bij de leraar is. Het voorkomt dat je wegdroomt.
bron: beelendbrein en bestkids
Beelddenken
Iedereen wordt geboren als beelddenker, een baby kent immers geen woorden. Langzaam ontwikkelt het taal denken zich en wordt het beelddenken kleiner.
Na het tiende jaar stopt dit proces. Er zijn mensen die dan een voorkeur blijven houden voor het beelddenken. Waar herken je een beelddenker aan?
Het lijkt wel of er steeds meer beelddenkers komen. In iedere klas zitten er wel een paar. Deze kinderen hebben het vaak moeilijk op school. “Het zit er wel in maar het komt er niet uit” is een veel gehoorde uitspraak.
Niet elke beelddenker is gelijk, maar er zijn wel verschillende kenmerken te benoemen die jonge beelddenkers laten zien.
Hoewel beelddenkers een voorkeur hebben voor het in beelden denken, zijn ook beelddenkers die een goed gevoel voor taal hebben. Daarnaast zijn er ook die dat helemaal niet hebben. Vooral deze groep beelddenkers krijgt vaak lees- en/of spellingproblemen op school. Waar herken je een beelddenker aan?
Algemene kenmerken beelddenkers.
- Afwezige indruk
Een beelddenker kan een trage, soms afwezige indruk maken, doordat ze een naar binnen gekeerd gedrag vertonen.
- Werktempo
Het werktempo van een beelddenkend kind is vaak lager dan gemiddeld, omdat hij steeds weer van taal naar beeld en andersom moet vertalen in zijn hoofd. Het werktempo bij handelen en reageren zijn vaak weer wel hoog.
- Zwakke concentratie
Beelddenkers hebben een zwakke concentratie, omdat zij alle geluiden om hen heen willen ‘zien’.
- Dromerig
Beelddenkers dromen vaak weg in hun eigen verhaal/beeld. Het lijkt of zij niet opletten, maar het overkomt hen gewoon.
- Regels
Een beelddenker heeft moeite om zich aan regels te houden.
- Zoeken naar woorden
Je ziet vaak woordvindings moeilijkheden bij beelddenkers. Dit komt omdat ze het woord niet bij het beeld kunnen vinden. Daardoor vervallen ze vaak in het gebruik van woorden als: je-weet-wel, dinges, of die/dat. Beelddenkers gebruiken vaak synoniemen voor het woord dat ze zoeken. Hoewel het dan niet helemaal klopt wat ze vertellen, kunnen andere mensen het wel begrijpen.
- Woordenschat
Een beelddenker wordt vaak niet begrepen door andere mensen. Dit komt door de woordenschat die beelddenkers gebruiken. Zij hebben hun eigen, vaak beperkte, woordenschat. Een beelddenker zal bijvoorbeeld over een boot praten en niet over een schip, over mama en niet over moeder. Beelddenkers gebruiken weinig `moeilijke` woorden. Dit wordt veroorzaakt door het vertalen van de beelden (ordening van tijd). Er zit geen begin en einde aan een verhaal.
- Kinderlijk
Een beelddenker komt vaak kinderlijk over. Ze zijn langer afhankelijk van hun ouders, omdat deze hen wegwijs moeten maken in de wereld buiten hun denkwereld.
- Tijdbesef
Beelddenkers hebben moeite met volgorde en tijd, omdat in hun hoofd altijd alles tegelijkertijd aanwezig is. Volgorde is daarbij niet van toepassing.
- Links-rechts
De beelddenker kan moeilijk de begrippen links en rechts onderscheiden.
- Taalontwikkeling
Beelddenkers hebben vaak een taalachterstand opgebouwd. Taal is voor hen niet het communicatiemiddel. Door gebaren, wijzen, voordoen of tekenen kunnen zij zich makkelijker uiten. Daar vloeit uit voort dat ze zwijgzaam kunnen zijn.
- Weinig woorden
Een beelddenker gebruikt vaak weinig woorden om iets te vertellen. In hun hoofd hebben ze alles al gezien en voor sommige woorden hebben kennen ze niet geen beeld, dus deze worden niet benoemd. Ze maken korte onvolledige zinnen. Sommige stukken van hun verhaal zullen ze weglaten, omdat ze denken het al verteld te hebben.
- Gedachten verwoorden
Het is voor een beelddenker lastig om zijn gedachten te verwoorden. De hoeveelheid informatie in hun hoofd is niet altijd even snel te vertalen in spreektaal. Antwoorden laten daardoor vaak langer op zich wachten en de kinderen komen stil en verlegen over.
- Instructies opvolgen
Beelddenkers hebben problemen met het opvolgen van instructies. Vaak heeft het kind geen beeld bij wat er van hem wordt verwacht en begrijpt hij het niet. Deze kinderen krijgen ook vaak te veel informatie in één keer, waarbij bij de verwerking in hun hoofd het idee ontstaat dat ze alles wat ze gezien hebben ook al gedaan hebben. Na één ding gedaan te hebben, menen ze met alles al klaar te zijn. Ook is het moeilijk alle informatie te ordenen en op volgorde van tijd uit te voeren.
- Letterlijk nemen
Beelddenkers nemen de informatie die hen verteld wordt of die ze lezen vaak letterlijk op. Ook al is de betekenis er van niet letterlijk. Ze zien dingen precies zo voor zich als ze verteld worden. Spreekwoorden, uitdrukkingen en overdrachtelijk taalgebruik zijn vaak een probleem voor hen!
- Zwak in analyse
Een beelddenker kan een probleem niet goed analyseren. Zij vinden het lastig om zaken voor zichzelf op een rijtje te zetten en/of structuur aan te brengen. Denk aan agenda invullen, huiswerk plannen.
bron Beeldenbrein