Een peuter gebruikt taal om te communiceren en te leren over de echte wereld. Tijdens deze periode leert een kind een mening te geven en een gesprekje te voeren. De taalontwikkeling van peuters zorgt voor een grotere woordenschat. Een peuter spreekt steeds meer in zinnen van drie, vier en vijf woorden. De eerste drie-woordzinnen zijn vaak combinaties van twee twee-woordzinnen ‘Mama auto’ en ‘Mama rijden’ wordt: ‘Mama auto rijden’. Ook kan een peuter iets toevoegen aan een bestaande twee-woordzin, bijvoorbeeld “koek eten” wordt koek eten lekker” een kind stelt nu vragen ‘Wat is dat?’ en ‘Wie is dat?’
Woordenschat van een peuter
De zinnen worden grammaticaal juister. Een kind leert werkwoorden vervoegen zoals ‘Ik ben gevallen’ of ‘Dat heb ik gemaakt’. De eerste voornaamwoorden (ik, jij, hij) verschijnen. In gesprek met een kind hoef je nu jezelf niet meer met je eigen naam aan te duiden: “Mama komt zo”, maar je kunt zeggen: “Ik kom zo”.
De taalontwikkeling van peuters zorgt er voor dat ze veel woorden en zinnen leren, ook voorzetsels zoals onder, boven en bijvoeglijke naamwoorden zoals groot en klein. Een kind gaat steeds meer woorden gebruiken en zinnen van drie tot vier woorden maken. Hij gebruikt taal niet alleen om dingen te benoemen maar ook om ideeën en gevoelens te beschrijven zoals “Ik ben moe”. In deze periode stellen kinderen veel vragen zoals “Wat is dat?”, “Wie is dat?” “Waar is mijn bal?”.
Wanneer een kind 4 jaar is, is hij in staat om zelfstandig te communiceren met familie en vrienden. Een kind vindt het fijn als hij als een volwassene behandeld wordt en als informatie met hem gedeeld wordt.
Waarom
Een peuter begrijpt alledaagse gesprekken en verhalen en vragen als “Waarom huilt de baby?” Een peuter vraagt ook zelf steeds meer “Waarom?” Hij spreekt meer als een volwassene en maakt steeds langere zinnen bijv. “Ik geef de pop eten omdat ze huilt”. Een kind begint zelf korte verhalen of gebeurtenissen te vertellen en vindt het leuk om nieuwe woorden te leren. Een peuter kan de meeste klanken maken en is meestal goed te begrijpen, zelfs voor onbekende mensen. Hij maakt nog wel ‘fouten’ (bijvoorbeeld: “heb je dat gekoopt” in plaats van “heb je dat gekocht”), maar dat is niet erg, het hoort bij de ontwikkeling.
Soms lijkt het alsof een kind meer fouten maakt dan eerst. Deze fouten laten echter zien dat een kind op zoek is naar algemene taalregels en dat is nodig om deze regels echt te gaan beheersen. Een kind leert uiteindelijk de juiste toepassingen vanzelf door het goede voorbeeld.
De meeste kinderen spreken rond hun vierde redelijk goed verstaanbaar. Ongeveer driekwart van wat het zegt kunnen onbekenden goed verstaan. Ze beschikken al over een aardige woordenschat.
Bevordering van taalontwikkeling bij peuters
- De woorden schat van een kind kan worden vergroot door voorwerpen te benoemen en door te vertellen van je aan het doen bent. Bijvoorbeeld. “Ik ben aardappels aan het schillen”. Leg de woorden die een kind niet begrijpt uit door iets te laten zien, ruiken, voelen of proeven of door iets voor te doen, een foto of een tekening ervan te laten zien.
- Op deze leeftijd spreekt een kind de woorden nog allemaal even goed uit. Vraag niet aan een kind het woord te herhalen, maar geef zelf in een positief antwoord het juiste voorbeeld. Uw kind zegt bijvoorbeeld ‘Toel titte’, waarop u kunt reageren met: ‘Ja, je zit op de stoel’. Door uw goede voorbeeld leert het kind de juiste uitspraak vanzelf.
- Als uw kind televisie kijkt, kijk dan met het kind mee en praat over wat jullie zien.
- Lees samen een boekje en vertel om de beurt hoe het verhaaltje ging. U kunt ook praten over wat er in het verhaal gebeurde. Heeft een kind dat ook al eens meegemaakt en hoe is het afgelopen? Kinderen vinden het fijn om steeds hetzelfde verhaal te horen.