Afgelopen zomer bleek één van mijn katten een slechte nierfunctie te hebben. Hij was toen net 12. Vorige week ging het plotseling erg slecht. Hij at niet meer, was wankel op zijn benen en keek waterig uit zijn ogen. Een driedaagse kuur om de uitdroging tegen te gaan sloeg niet aan.
Nou ben ik nogal verknocht aan mijn katten, dus ik zag het met lede ogen aan. Ik wist dat hij niet lang meer had maar ik was nog geenszins bereid hem te laten gaan. Toch hakte ik uiteindelijk dinsdag, huilend, de knoop door. Donderdagochtend zou de dierenarts komen om hem in te laten slapen. Woensdag was gelet op zijn gezondheid beter maar mijn oudste dochter had juist die dag twee balletvoorstellingen. Hoe combineer je dit met een overleden huisdier.

’s Avonds, tijdens het avondeten, vertelde ik het haar. Dat ze wist dat Timo al langer ziek was, dat ze wist dat we vorige week nog hadden geprobeerd hem wat op te lappen, maar dat Timo nu zo veel pijn had dat het leven een te zware last voor hem was geworden. Ik hield het niet droog toen ik het haar vertelde. Met haar grote ronde ogen keek ze me aan. Ze was boos, en vroeg waarom ik het haar niet eerder had verteld. “Ik weet het ook pas vanaf vandaag”, huilde ik.

Die avond, en de volgende avond, sliep Minke bij mij in bed. Op het voeteneinde lag, op een dikke deken, de kat. Op donderdag hield ik Minke thuis. Ik had haar namelijk gevraagd of zij er bij wilde zijn als hij stierf en zij wilde dat. Daarna zouden we hem begraven in de tuin van het huis waar ik ooit met hem woonde.

Toen de dierenarts kwam wilde ze het zetten van de prik niet zien. Timo hield vast aan het leven en bleef nog lang ademen. Ik riep haar er weer bij, en samen hebben we hem geaaid, tot hij uiteindelijk stierf. Ik legde hem in de doos waar zij de door haarzelf uitgekozen handdoek had ingelegd. Zij vouwde de deken dicht.

Toen we allemaal klaar waren om te vertrekken zette ik de doos met Timo erin op de voorstoel van de auto. O, wat had hij altijd een hekel aan autorijden. Hard miauwend en krabbelend aan de reismand, hijgend als een oude herdershond liet hij zich vervoeren. Nu lag hij stilletjes naast mij.

Vanaf de achterbank hoorde ik een redelijk opgewekte kinderstem precies dat zeggen wat ik dacht:

“Hij krijst tenminste niet meer zo.”

Opgelucht en met een eerste lachje reed ik weg. In de tuin van mijn oom en tante vonden we de juiste plek. Mijn oom groef een kuil, ik legde Timo erin en Minke gaf hem nog een speelgoedmuisje mee. Daarna legden we er nog twee platte stenen op. Binnen aten we voldaan een stroopwafel.