Voor het leren lezen en rekenen is het belangrijk dat een kind een instructies kan onthouden en opdrachten kan uitvoeren. Groei van dergelijke functies is een goede voorspeller voor lees- en rekenvaardigheid, concludeert Neely Anne Davidse van de Universiteit Leiden in haar promotieonderzoek. Druk en ongeconcentreerd gedrag hoeft geen aanleiding te zijn voor langer ‘kleuteren’. Het gaat om de ontwikkeling van executieve functies

Groei is een goede voorspeller

Kunnen kinderen beter leren lezen en rekenen als ze ook beter instructies kunnen volgen en onthouden, en opdrachten uitvoeren? Dat is moeilijk te voorspellen, volgens promovenda Davidse. Dergelijke ‘executieve functies’ zijn namelijk sterk veranderlijk bij kinderen tot ze 7 jaar zijn. Onder executieve functies worden de hogere controlefuncties van de hersenen verstaan. Bijvoorbeeld de vaardigheid om informatie in het geheugen te houden om een taak te voltooien.

Uit een studie onder ruim 200 kleuters concludeert de orthopedagoge Davidse dat groei in deze executieve functies een betere voorspeller is van lees- en rekenontwikkeling. Daarvoor vergeleek ze hun resultaten van een meting in groep 1 en groep 3. Een momentopname is geen graadmeter voor een verhoogde kans op leerproblemen, aldus Davidse.

Druk en ongeconcentreerd gedrag geen aanleiding tot grote zorg

Deze uitkomsten impliceren dat druk en ongeconcentreerd gedrag geen directe aanleiding hoeft te zijn tot grote zorg over kinderen. Leerkrachten gaan ervan uit dat drukke kinderen meer kans lopen op leerproblemen. Een matige werkhouding en een korte spanningsboog zijn soms zelfs reden om een leerling een jaar langer te laten kleuteren. De onderwijsinspectie daarentegen ziet liever dat kinderen maximaal acht aangesloten jaren op de basisschool zitten. Teveel zittenblijvers zou nadelig zijn voor de kwaliteit van een basisschool.

Leerkracht geeft extra instructies

Als kleuters zich vaardigheden eigen maken als tellen, rijmen en hun naam schrijven, dan leren ze vanzelf ook om meer informatie te onthouden en zich voor langere tijd te concentreren. Alleen als een kind het toch moeilijk blijft vinden om instructies te onthouden en ook de werkhouding niet voldoende verbetert of de spanningsboog klein blijft, dan is extra training van deze executieve functies belangrijk. De leerkracht geeft dan bijvoorbeeld extra instructies over hoe je een opdracht aanpakt bij lezen en rekenen. Zoals bij voorlezen: ‘Tijdens het verhaal luister je goed en zeg je niks, als het uit is mag je reageren.’

Aandacht voor ontwikkeling van executieve functies om extra ‘kleuteren’ te voorkomen

Davidse vond het opmerkelijk dat leerkrachten vaak niet bekend zijn met de term ‘executieve functies.’ Begrippen als werkhouding en spanningsboog zijn bekender in het basisonderwijs. Binnen het leerlingvolgsysteem worden executieve functies niet getoetst. Davidse: ‘Dat systeem is wel een graadmeter om te beslissen of kinderen overgaan naar groep 3.’ Er ligt dus een uitdaging in het onderwijs om deze executieve functies onder de aandacht te brengen. ‘Leerkrachten moeten weten hoe ze deze vaardigheden als onderdeel van lezen en rekenen kunnen stimuleren binnen het kleuteronderwijs. Door tijdig en kundig handelen kan dan een jaar extra kleuteren wellicht voorkomen worden.’