Bijna alle kinderen krijgen er in meer of mindere mate te maken met pesten. Er zijn op dit vlak grote verschillen te zien in hoe dit bij jongens en bij meisjes gaat. Hoe kom je erachter of je kind gepest wordt of dat je kind zelf een pester is? En wat kun jij als ouder aan doen?
Verschillen tussen jongens en meisjes
Jongens pesten op een vrij directe manier. Ze schelden, slaan en vechten. Jongens troeven elkaar af op basis van prestaties. Wie is het sterkst, wie kan het beste voetballen en wie durft het meest. Meisjes pesten meer op een subtielere en indirecte manier. Ze roddelen, ze sluiten anderen buiten of negeren elkaar. In meidengroepen heerst er vaak een ‘koningin’. Dit populaire meisje omringt zich met hofdames en trouwe onderdanen. Zij bepaalt wie bij haar club hoort en wie niet. Dit machtsspel, ook wel meidenvenijn genoemd leidt vaak tot allerlei problemen. Het wordt soms afgedaan als typisch meidengedrag dat er nu eenmaal bij hoort. Maar roddelen, buitensluiten en negeren is ook pesten.
Pesten is een groepsproces
Een kind dat gepest wordt of dat pest, staat niet alleen. Dit is veelal een groepsproces waarin meerdere kinderen een rol hebben. Zo bestaan er de volgende rollen bij het pesten:
- de dader (de pester);
- het slachtoffer (de gepeste);
- kinderen die mee pesten (de helpers), vaak omdat ze bang voor de pester zijn of omdat ze er beter van denken te worden;
- de kinderen die niks doen, niet pesten maar niets doen om er een einde aan te maken (de buitenstaanders / de zwijgende meerderheid) ;
- kinderen die het slachtoffer helpen (de verdedigers);
Iedereen in de groep heeft een rol, dus ook de kinderen die niets doen! Wanneer je wil dat pestgedrag stopt, is het dus belangrijk dat je de gehele groep erbij betrekt. Het helpt niet om alleen het gepeste kind weerbaarder te maken. Pesten is een probleem van de groep en dat houdt in dat je het oplossen van pestgedrag in de groep moet zoeken.
Wat kun je doen bij pesten?
Om pestgedrag aan te pakken moet je van goede huize komen omdat het vaak verborgen voor de buitenwereld plaatsvindt. Voor ouders en ook leerkrachten is het niet makkelijk om meidenvenijn constructief aan te pakken. Helaas ben je er meestal niet bij als het roddelen gebeurt en kun jij het niet oplossen voor je kind. Je kunt je kind wel helpen om meer zelfvertrouwen te krijgen en weerbaarder te worden.
- Oefen met je kind om een zelfverzekerde houding te tonen. Hoe je kind overkomt, heeft invloed op hoe anderen kinderen hem of haar benaderen. Staat een kind er onzeker bij, dan houden anderen minder snel rekening met hem en kunnen ze gemakkelijker gekwetst worden.
- Laat je kind bij een roddel zich de vraag stellen: ‘Vind ik dit waar?’ Zo leert je kind om kritisch te kijken naar wat anderen zeggen en niet zomaar te geloven wat over hem wordt gezegd.
- Leer je kind voor zichzelf op te komen. Leer je kind te zeggen tegen andere kinderen wat hij ergens van vind
- Bespreek met je kind waar het graag bij wil horen. Wil je kind wel bij een groepje horen wat over hem roddelt of vrienden zijn met iemand die onaardige dingen zegt? Wie vind je kind fijne kinderen om mee om te gaan. Wat maakt iemand een goede vriend.