Op zich ben ik niet tegen het plakken van labels! Belangrijk is wat je doet nadat er een diagnose is gesteld. Helpt het een kind of werkt het stigmatiserend. Er zijn situaties waarin het zeker een kind helpt, maar helaas is het ook vaak het “eind station”. De diagnose is gesteld en daarmee moet een kind het doen.

Een praktijk voorbeeld

Meester Marcel vertelt:
Er was iets niet helemaal in orde met de jongen. Dat vond de school. En dat merkten zijn ouders ook. In de klas was hij er niet helemaal bij. Afwezig, vaak. Ongeconcentreerd. De school en de ouders vonden het een goed plan, als hij eens onderzocht werd. Zo kwam het tot een diagnose: ADD, attention deficit disorder. ADHD zonder de hyperactiviteit, dus. Opeens begreep de school het. En ook de ouders waren opgelucht, omdat ze daarmee te horen hadden gekregen dat het niet aan hen lag. Ritalin of een aanverwant medicijn werd deel van de dagelijkse routine.

Marcel heeft contact gehouden met dit jongetje en zijn ouders, omdat hij schrok van hoe we ons in korte tijd een compleet psychiatrisch jargon hebben eigen gemaakt en hoe normaal we dat zijn gaan vinden. ‘Ons kind slaapt heel laat. Dat is een kenmerk van ADD’, vertelden de ouders me. Ik draaide het om: ‘Als je iedere dag laat in slaap valt, zou je best wel eens wat focusverlies overdag kunnen ondervinden.’ Dat vond hun huisarts een steekhoudende hypothese. Hij schreef een lichte dosis van een natuurlijk slaaphormoon voor. Sindsdien slaapt de jongen om 20:00u en vertoont hij amper nog de symptomen van ADD.

Niet goed slapen als kenmerk van ADD of moeite om geconcentreerd te blijven, omdat je niet goed slaapt.

Het is een fundamenteel andere manier van kijken; het is waar het perspectief kantelt.

Het stappen in de valkuil van de psychiatrische newspeak kenmerkt zich door niet meer naar het kind te kijken, maar naar het gedrag. Een kind is meer dan een zak competenties of een set gedragskenmerken. Kinderen zijn mensen. Het zijn psychosociale wezens, die zich naar vermogen gedragen, afhankelijk van de omstandigheden. Ik heb kinderen gezien die je, op basis van de verschijningsvorm van hun gedrag, wel drie keer het label ADHD op zou kunnen plakken in de klas, maar die, als ze thuis bij oma op de bank kruipen, de rust zelve zijn. Een gevalletje van deeltijd-ADHD?

Hoe ver we gegaan we in labelen

Wat betekent het om te denken in labels in plaats van in kinderen. De Amsterdamse hoogleraar opvoedkunde Jo Hermanns presenteerde tijdens zijn NIVOZ-voordracht ‘Een pedagogisch antwoord op passend onderwijs’. Uit bevolkingsonderzoek blijkt dat tussen de 2 en 5 procent van de kinderen een leer of gedragsprobleem heeft. Maximaal 1 op de 20 kinderen heeft speciale hulp nodig. Dit is decennia lang een redelijk vaststaand cijfer geweest. Echter, in onze tijd krijgt maar liefst 1 op de 6 kinderen een diagnose.

De bijwerkingen van medicalisering

Medicijnen hebben bijwerkingen. Medicaliseren heeft ook z’n bijwerkingen, vaak ernstige. Je loopt een verhoogd risico te gaan leven, je te gaan gedragen naar de taal en de logica van het medicaliserende model. Er zijn ouders die zeggen dat ze blij zijn met een diagnose, omdat het daarmee ‘niet aan hen ligt’, maar aan ‘stofjes’ in ‘de hersenen’, die te veel of te weinig aanwezig zijn. En daar zijn medicijnen voor. Die neiging is al te menselijk en goed te snappen. Maar wat je als ouder eigenlijk moet begrijpen, is dat je weliswaar een geweldige invloed hebt op de ontwikkeling van je kind, maar dat je geen ‘factor’ bent die schuld draagt.

Je bent een ‘actor’ die heel veel goed kan doen in het leven van je kind. Door je kind te zien. Door je kind te kennen. Door hem te begeleiden, terwijl je aandacht hebt voor zijn eigen aard, zijn ‘eigenaardigheden’.

Explanation stopper

Datzelfde geldt voor leraren, die een diagnose gebruiken als een explanation stopper, zo’n uitleg die iedere verdere gedachte overbodig maakt: ‘Tja, hij heeft ADHD. Dan weet je het wel.’ Wat weet ik dan wel? Hoe ontslaat dat je ervan het kind achter het label te blijven zien? Ook in administratieve zin zijn er bijwerkingen voor scholen: ik hoor intern begeleiders en zorgcoördinatoren, die uitleggen: ‘Als wij extra geld nodig hebben voor de begeleiding van een kind, moeten we de problematiek aandikken. Als we beschrijven wat er precies aan de hand is, zou de indicatie te zwak kunnen zijn voor ondersteuning.’ Morele coördinatoren hebben daar moeite mee. Ik ken er een die aparte brieven schrijft aan de kinderen. Zoals ze zelf zegt: ‘Kijk, dit is wat ik geschreven heb vanwege het geld, maar zo gek ben je in het echt niet, hoor.’

Het ergst is het ongetwijfeld voor de kinderen zelf. Wat betekent het om ‘gelabeld’ te zijn? Hoe word je benaderd? En hoe verhoud je je zelf tot een diagnose? Sommigen zeggen: ‘Ik kan er niks aan doen, want ik heb ADHD.’ Als je een diagnose gebruikt om begrip te krijgen van je situatie, is dat prima. Maar als je gaat wonen in je diagnose, als het een reden wordt om je te blijven gedragen zoals je doet, is zo’n label eerder een katalysator die het probleem in stand houdt of vergroot, dan een route naar een oplossing.

Achteraf zijn ze geen kinderen meer!

Achteraf vinden we het mooi dat Leonardo Da Vinci, Albert Einstein, Walt Disney, Pablo Picasso, Hans Christian Andersen, Roald Dahl, Steven Spielberg, Bill Gates, Whoopi Goldberg, Tom Cruise en Jan des Bouvrie dyslectisch bleken te zijn. Als we terug kijken wordt het deel van hun success story dat bijvoorbeeld ADHD’ers talenten bleken te hebben waar creatieve organisaties wel bij varen. ‘Met de kennis van nu’, zoals politici dat vergoelijkend zeggen, om hun fouten uit het verleden weg te poetsen. Maar ‘achteraf’ zijn ze geen kinderen meer. Kinderen willen nú laten zien wat ze kunnen.

En die laatste zin is heel belangrijk om ons van bewust te zijn!
lees het hele artikel op het kind

Er zijn veel kinderen, die behoorlijk slim zijn, maar waarbij dit er op school toch niet echt uitkomt. Kinderen waarvan de resultaten achterblijven en de leerkracht aangeeft dat het kind ‘het’ niet kan. Hoe ontstaat een leerprobleem.