Sebastiaan gaat steeds beter praten. Zijn favoriete woorden zijn wat mij betreft toch wel ofafang voor zijn grijze knuffel met slurf en fietui voor de langzaam voorbij trekkende stipjes in de lucht. De laatste tijd lezen we vaak met zijn drieën een aanwijsboekje op de bank. Heerlijk, zo met die beide warme lijfjes tegen me aan.
Sebastiaan vindt het prachtig. Hij wil zó graag nieuwe woordjes leren! Helaas weet zijn grote zus natuurlijk al heel goed wat de juiste benaming is voor de afbeeldingen. Het ritueel gaat daarom meestal als volgt. Ik wijs een plaatje aan in het boek en vraag nadrukkelijk aan Sebastiaan: “Wat is dat?”, binnen een fractie van een seconde door Isabel alweer voorzien van het juiste antwoord. “Nee Isabel, ik vraag het aan Sebastiaan. Jij bent al groot en jij weet het allemaal al. Nu even niet voorzeggen.” Zij meteen in tranen omdat ze voor haar gevoel niet mee mag doen aan het spelletje en hij met zijn interesse alweer gericht op zijn ofafang die hij op de grond ziet liggen.
Inmiddels heb ik begrepen dat ik er beter niet tussen kan gaan zitten. Gisteren zag ik hoe onze schatten met zijn tweeën aan het spelen waren met het aanwijsboek. Isabel wees aan en vroeg aan Sebastiaan wat het was. Sebastiaan gaf, als hij het wist, antwoord (als hij het niet wist trouwens ook, maar het antwoord luidde dan: “Neehee”). Van achter mijn krantje volgde ik onopvallend het tafereel. “Wat is dat Sebas?” hoorde ik grote zus Isabel vragen terwijl ze in het boekje een dier aanwees dat volgens de overlevering onze baby’s bezorgt. “Googel!” antwoordde Sebastiaan. Vol trots over zoveel taalkundig vernuft van mijn zoon verzonk ik weer in mijn krantje. Heel even was het stil. Totdat ik het hoge stemmetje van Isabel op schooljuffentoon hoorde zeggen: “Nee Sebas, dat is geen googel, dat is een olievaar!” Gelukkig kan ik Isabel tóch nog wat leren.