Napraten. Ik heb er zó’n hekel aan als Pippa dat doet. Natuurlijk is het een vorm van aandacht vragen maar wel een heel erg irritante vorm.
Op een zeurderig toontje zegt ze alles na wat je zegt. En ik probeer haar dan op een ander spoor te zetten door iets aan haar te vragen. Of tongbrekers als ‘De kat krabt de krullen van de trap’ in de strijd te gooien.
Maar als niets meer helpt, ze blijft me napraten, als je alles geprobeerd hebt, moet je het hogerop zoeken. Bij nóg moeilijkere woorden uit de Nederlandse taal. Zo is mijn keus gevallen op: existentiële angst. En existentiële angst zorgde een tijd lang voor het snel ophouden van het papegaaien, voor een boze blik en armen over elkaar bij een vierjarig meisje. Ze leek het steeds sneller op te geven. In een poging op een andere manier mijn aandacht te krijgen als ik aan het werk was, volgde daarop een kleine ‘klikklakken-met-de-tong’-periode. (‘Pippa, ik probeer me te concentreren” – “Ja en ik probeer een paard na te doen, mama!”) maar dat was lang niet zo erg. Het napraat-stadium was voorbij. Eindelijk!
Tot afgelopen week mijn moeder belde. En zoals altijd wil Pippa dan ook even met haar oma praten. “Oma, kun jij ‘ex-is-ten-ti-ë-le angst’ zeggen?” Whaaaa!! Oma kon het helaas het woord niet meteen vlekkeloos uitbrengen, wat zorgde voor een harde lach en een enorme zelfingenomenheid bij mijn kleine meisje. Mhmm…ik ben bang dat ik op zoek moet gaan naar een ander woord. Ik denk dat ik ga voor een van de meest ironische woorden in de Nederlandse taal, namelijk: ‘hippopotomonstrosesquippedaliofobie’ – oftewel: de (existentiële?) angst voor lange woorden.