Beelddenken is denken in beelden en gebeurtenissen, niet in woorden en begrippen. Een beelddenker ziet in één oogopslag het geheel.
Alle informatie komt gelijktijdig binnen. Bij denken in beelden wordt voornamelijk de rechterhersenhelft gebruikt. In sommige gevallen leidt een sterke rechter hersenhelft tot een zwakke linker hersenhelft. Omdat beelddenkers in beelden denken en niet in taal, hebben ze moeite met de ‘vertaling’ naar de juiste woorden. Vaak hoor je ze dan ook praten in termen als: dinges, danges, je weet wel!
Beeld denken en focussen
Een beelddenker mist het vermogen om te focussen. Beelddenkers zijn snel afgeleid, want net als ze ergens mee bezig zijn, zien ze al weer iets nieuws om te doen. Dat laatste is wel eens lastig voor ouders. De opdracht: ‘doe je jas uit, ruim je tas op en kom naar de keuken om wat te drinken’is onmogelijk voor een beelddenker. Terwijl hij naar de opdrachten luistert, ziet hij het beeld van de jas aan de kapstok, de tas in de kast en het glas drinken in de keuken voor zich. Op het moment dat hij zijn jas uittrekt, denkt hij alles al gedaan te hebben en gaat rustig met zijn lego spelen. De andere opdrachten lijken vergeten.
Ouders van beelddenkertjes zijn wel eens radeloos.
Een simpele oplossing is om de opdrachten mondeling te laten herhalen. Het uitspreken van wat je moet doen helpt een beelddenker om het beter te onthouden.
Denken in beelden op school
Ook op school kenmerkt de beelddenker zich door dit ‘afwezige’ gedrag. Door leerkrachten wordt veel nadruk gelegd op volgorde en detail. Zaken waar beelddenkers vaak veel moeite mee hebben. Het onthouden van de letters en bijbehorende klanken geeft dan vaak problemen. Het automatiseren van bijvoorbeeld de tafels of sommen onder de 20 gaat vaak moeizaam en bij het spellen maken ze vaak veel oriëntatiefouten: de letter s wordt een z, of de f wordt een v.
Leerkrachten kunnen zich afvragen: “Is dit kind nu niet zo slim of neemt hij mij in de maling?”
Ook taalregels worden slordig gehanteerd. Beelddenkers gaan voor de inhoud en niet voor de juiste vorm. Ze komen daardoor wat slordig over, maar weten heel goed waar een tekst globaal over gaat. Details onderscheiden is vaak voor hen moeilijkst.
Beelddenkers kijken meer naar overeenkomsten (Wat weet ik al? Wat had ik ook al weer net zo gedaan?) in plaats van naar verschillen.
Het is belangrijk kinderen te leren gebruik te maken van hun beelddenkende vermogen.