“jaaaa, nou heb ik weer een rotdag!” roept mijn zoon (6 jaar). Boos rent hij naar zijn kamer. Iedere keer wanneer hij een tegenslag krijgt, verliest met een spelletje of niet krijgt wat hij graag wil, zien we dit gedrag bij hem. Ik heb het met hem te doen. Hoe leer ik hem omgaan met tegenslagen.

Ik vind het vervelend voor hem dat zijn beleving over de hele dag negatief is door een teleurstelling aan het eind van de dag. Is het alleen een uitspraak om zijn frustratie te uiten of dat zijn beleving over de hele dag vervelend is?

Ik begrijp heel goed hoe het komt. Negatieve momenten voelen veel groter dan positieve momenten. Aan dat gevoel kan ik niet zo veel veranderen. Wel zijn gedachten erover. Ik besluit dat we hem gaan helpen door voortaan ’s avonds bij het naar bed gaan de dag te evalueren. Dat we allebei dingen gaan noemen die niet fijn waren die dag en daarna dingen gaan noemen die wel fijn waren. Mijn insteek is hem te laten zien dat er op een dag veel meer dingen gebeuren die wel leuk zijn dan die niet leuk zijn. Oefenen in dankbaarheid. Ik geef hem daarvoor een klein schriftje. Elke dag schrijven we aan de linkerkant wat niet fijn was en aan de rechterkant wat wel fijn was. En ik zorg er voor dat er elke dag meer dingen aan de rechterkant staan dan aan de linkerkant.

Hoe leren omgaan met tegenslagen

De weken er na zien we nog weinig verschil in zijn gedrag. Ik merk dat mijn zorgen een beetje groter beginnen te worden. Ik zou het zo fijn voor hem vinden als zijn glas wat vaker half vol voelt in plaats van half leeg. En dat zou ook verschil maken voor de sfeer in huis… en voor mijn gemoed. Ik begin me nu ook zorgen te maken voor later. Hoe zal hij dan om kunnen gaan met grotere teleurstellingen en hoe uit zich dat dan?

Op een gewone zondagochtend staan we samen aan het aanrecht om een brood te bakken. Ik lever de ingrediënten aan en hij weegt alles af. Daarna mag hij alles kneden tot deeg. Het is gezellig in de keuken, ik merk dat hij in een goed humeur is. Wanneer het brood gekneed is leg ik er een theedoek overheen en geef hem de opdracht om het wekkertje aan te zetten voor de wachttijd. Terwijl hij de wekker aan zet vraagt hij: “zullen we een spelletje doen tijdens het wachten”. “Oke, als ik mag winnen” antwoord ik hem. Hij vindt het goed, pakt het dambord en de damstenen en loopt triomfantelijk naar de tafel.

Potje dammen

We zitten tegenover elkaar. Ik heb wit en hij heeft zwart. “Wie mag er beginnen?” vraagt hij. “Zwart begint en wit wint” antwoord ik. Om de beurt schuiven we één van onze stenen naar voren. Dan nadert het moment dat er wel geslagen zal moeten worden. Ik schuif een steen van mij vooruit waardoor hij die steen kan slaan. “haha, ik heb de eerste steen geslagen roept hij”. Wat er dan op het spelbord ontstaat heeft hij denk ik niet voorzien.

Ik kan door zijn slag 3 van zijn stenen weg slaan. Even twijfel ik wat ik zal doen, de sfeer is immers zo gezellig nu en dat wil ik eigenlijk graag zo houden. Zal ik maar één steen terug slaan of pak ik ze alle drie? Maar omdat ik gezegd heb dat ik wil winnen besluit ik ze alle drie te slaan. “Oh, dat wist ik niet dat dat ook kon!” roept hij. “Ik dacht dat dat alleen met een dam mocht!” Ik zie de teleurstelling op zijn gezicht. Heel eventjes maar. Daarna gaat zijn gezicht op neutraal en zegt “oke, dan ben ik nu aan de beurt”.

Deze reactie was wel de laatste die ik had verwacht. Ik vraag hem om het spel even stil te leggen. “Mag ik vragen wat er in jouw hoofd gebeurde toen ik de 3 stenen van jou sloeg?” vraag ik hem. “Ik vond het eventjes niet leuk en toen bedacht ik me dat opa en oma dadelijk bij ons komen lunchen. En dat we vanmiddag naar een feestje gaan en daar ook nog blijven eten dus dat het toch wel een leuke dag zal worden”

Ik voel trots en ontroering door me heen gaan. Ik geef hem een high five en vertel hem dat ik het zo fijn voor hem vind dat het hem gelukt is om met zijn gedachten te bedenken dat wanneer er iets vervelends gebeurt dat een vervelend gevoel geeft maar niet je hele dag verpest hoeft te zijn. Zou het schrijven in het schriftje dan nu zijn vruchten af aan het werpen zijn?

“zullen we dan nu weer verder spelen mam?”