Als ouder kun je denken dat je je kind zelfvertrouwen geeft door hun verstand en talent te prijzen. Dit kan echter een tegenovergestelde effect in de hand werken, want kinderen kunnen aan zichzelf gaan twijfelen als iets moeilijk is of fout gaat. Je kind kan vervolgens het gevoel krijgen niet te voldoen en faalangst en het ontwikkelen van een vaste mindset liggen op de loer. Terwijl een groei-mindset zoveel meer biedt.
Als ouder kun je je kind beter leren om te genieten van de inspanning, houden van uitdagingen, nieuwsgierig te zijn naar fouten en dit als wijze te zien om te blijven groeien. Hiermee geef je namelijk mee onafhankelijk te worden van beloningen en leer je je kind het eigen zelfvertrouwen te versterken en herstellen.
Nu hoor ik je denken; ’ik mag toch wel complimenten of beloningen geven?’ Natuurlijk mag dat! Van complimentjes en zo nu en dan een beloning geniet immers iedereen (gever en ontvanger) en daar groei je ook van. Het gaat er hierbij om wat je beloond. Het is namelijk beter om complimenten te geven over het proces in plaats van het resultaat. Hiermee bedoel ik het proces dat gaat over het oefenen en de weg naar het behaalde resultaat toe. Door je complimenten te richten op het proces en de weg ergens naar toe stimuleer je de groei-mindset. Dit principe, hoe het werkt en het belang hiervan, leg ik graag uit.
Kenmerken van een vaste-mindset en groei-mindset
“Een mindset is een verzameling innerlijke overtuigingen, een manier van denken die van invloed is op je gedrag en houding ten opzichte van jezelf en anderen.”
Prof. Carol Dweck ontdekte dat een vaste-mindset ontwikkeling belemmert, terwijl een groei-mindset zorgt voor motivatie, doorzettingsvermogen en een passie voor ontwikkeling en leren.
Vaste-mindset
Met deze mindset ga je ervan uit dat intelligentie vast staat. Dit zorgt ervoor dat je graag slim wil over komen. Je vermijdt uitdagingen, want dan kun je fouten maken. Je zoekt steeds bevestiging op basis van intelligentie, persoonlijkheid of karakter. Het draait om succes hebben, slim overkomen, geaccepteerd worden en een winnaar voelen. De grote angst is falen, dom overkomen, afgewezen worden en een verliezer voelen. Je gedraagt je defensief bij belemmeringen en geeft het al gauw op.
Inspanning is zinloos, want als je echt een genie bent, dan hoef je je toch niet in te zetten? Kritiek komt over als een bedreiging, daarom negeer je leerzame negatieve feedback. Het succes van anderen zie je als een bedreiging. Het resultaat van de vaste-mindset is dat je je niet echt ontwikkelt en dus minder bereikt dan mogelijk is.
De vaste-mindset beperkt de prestaties van je kind. Het werkt destructief op de gedachten en leidt tot slechte leermethoden.
“Gelukkig kun je een vaste mindset veranderen naar een op groei gerichte mindset.”
Groei-mindset
Met deze mindset ga je ervanuit dat je jouw basiskwaliteiten kunt ontwikkelen door er moeite voor te doen. Intelligentie is te ontwikkelen. Dit zorgt ervoor dat je graag wil leren. Het geloof dat kwaliteiten ontwikkeld kunnen worden kan een intrinsieke motivatie tot leren geven.
Een kind met een op groei gerichte mindset is blij met uitdagingen en geeft niet op bij tegenslag. Inspanning is de weg tot meesterschap. Met de intrinsieke motivatie om zich volledig in te zetten en vol te houden, is je kind in staat om zichzelf door moeilijke perioden van het leven heen te slaan.
Zo leer je je kind uitdagingen te omarmen en te zien als mogelijkheden om te groeien.
Leer je kind dat iedereen mogelijkheden heeft ergens beter in te worden.
Leer doorzetten als iets moeilijk is; vertel over eigen ervaringen.
Leer dat fouten als filter werken en als inspirator dienen om te groeien
Geef kans nieuwe dingen te proberen, ruim obstakels niet uit de weg.
Geef complimenten over het proces; hoe heeft je kind het aangepakt?
Benadruk de inzet; je ziet en beloond de inspanning die je kind geleverd heeft.
Laat je kind ervaren dat hard werken een voorwaarde is om iets te bereiken.
Maak je kind bewust van zijn mindset.
Leg uit dat het brein verbindingen aanlegt met oefenen (bijv. fietsen, lopen).
Creëer leerzame momenten.
Voordelen voor je kind.
Meer vertrouwen in eigen kunnen.
Meer open voor ‘negatieve’ feedback.
Laat zich minder ontmoedigen door tegenslagen
Meer doorzettingsvermogen.
Meer plezier in wat ze doen.
Stella KinderJeugdCoach heeft ook een Facebook pagina. Hier vind je verschillende artikelen, columns van Stella, tips, leuke en handige weetjes…en meer…
Huiswerk, dat maak ik straks, doe ik morgen wel! Het is heel normaal dat kinderen hun huiswerk of een andere vervelende taak uitstellen. Uitstellen tot morgen wat niet vandaag hoeft. Er is echter een verschil tussen af en toe een uitstel en iemand met structureel uitstelgedrag. Dit laatste wordt vaak gevoed door een onderliggend probleem. Voor ouders kan het omgaan met beide een frustrerende uitdaging zijn. Het onderscheid tussen de twee kan nog moeilijker zijn.
Uitstelgedrag definiëren
Wanneer we spreken over uitstelgedrag zijn er drie verschillen te identificeren:
Pas op het laatste moment aan een taak beginnen.
Het niet afronden van een taak of activiteit, binnen de gestelde tijd.
Een taak uitstellen om een taak met een lagere prioriteit te voltooien.
Voor kinderen resulteert uitstelgedrag meestal in een negatief gevolg, zoals slechte cijfers. Om een kind met uitstelgedrag effectief op te helpen, is het eerst belangrijk om te begrijpen waarom een kind taken uitstelt.
Uitstelgedrag begrijpen
Er is een algemene misvatting dat kinderen uitstellen omdat ze lui zijn of weinig gemotiveerd zijn. Hoewel een lage motivatie een bijdragende factor kan zijn, zijn er nog meer andere, waaronder:
Gebrek aan relevantie: een kind ziet de taak misschien niet als relevant voor zijn huidige of toekomstige doelen;
Verveling: sommige taken zijn gewoon niet boeiend. De meeste kinderen vinden het opruimen van hun kamer geen leuke of boeiende activiteit;
Gebrek aan zelfdiscipline: Weten dat je iets moet doen, is niet hetzelfde als kunnen beginnen. Kinderen worden geconfronteerd met een toenemend aantal afleidingen, waardoor het moeilijk kan zijn om prioriteiten te stellen en zich aan plannen te houden;
Slecht tijdbeheer: sommige kinderen onderschatten hoe lang het duurt om iets te doen. Ze stellen de start uit, ervan uitgaande dat er genoeg tijd is om de taak te voltooien;
Angst en/of faalangst: In dit geval is een kind niet in staat om met taken te beginnen omdat hij bang is dat zijn prestatie niet zal voldoen aan zijn verwachtingen of de verwachtingen van anderen. Tot het uiterste doorgevoerd, wordt deze angst perfectionisme – de verlammende overtuiging dat alles wat minder dan perfect is, onaanvaardbaar is.
Om het uitstelgedrag van een kind te begrijpen, is het belangrijk open te praten over zijn om zijn perspectief te horen. Als een kind zich gehoord en gesteund voelt deelt hij sneller wat maakt dat hij niet tijdig aan dingen begint. Het is belangrijk dat ze geloven dat je hun angst echt wilt begrijpen, zodat je ze kunt helpen. En niet met een reeks consequenties komt die gevoelens van teleurstelling kunnen verergeren. Probeer tijdens het luisteren vast te stellen welke van de onderliggende oorzaken een rol kunnen spelen.
Net zoals een arts hoofdpijn niet effectief kan behandelen zonder de onderliggende oorzaak te kennen – uitdroging, allergieën of een hersenschudding – kun je een kind niet effectief helpen om te stoppen met uitstellen, tenzij je begrijpt wat de oorzaak van het gedrag is. Het aanbieden of onthouden van een beloning voor het voltooien van een taak zal een kind dat uitstelt niet helpen omdat ze niet zien waarom de taak relevant is.
Bij uitstelgedrag door gebrek aan relevantie en verveling kan een goed gesprek uitkomst bieden. Door een beter inzicht te geven in het waarom, gaat een kind vaak sneller aan de slag. Wanneer de angst van een kind hem verhindert om noodzakelijke taken uit te voeren, kunnen deze vijf stappen helpen:
Stel een kind vragen, om zo inzicht te krijgen in hoe een kind zichzelf ziet, welke verwachtingen heeft hij en worden aan hem gesteld. Zijn deze verwachtingen reëel. Stel vragen als: “Welke normen of eisen stel je voor jezelf?” “Wat denk je dat we van je verwachten?” ‘Wat zal er werkelijk gebeuren als je de taak niet voltooit op basis van de normen die je voor jezelf hebt gesteld?’ Als je begrijpt hoe een kind de situatie interpreteert, kun je hem beter ondersteunen.
Verduidelijk je verwachtingen: Kinderen hebben de neiging de verwachtingen van ouders te overschatten, dus zorg ervoor dat je duidelijk en realistisch bent in wat je van een kind verwacht. Veel ouders concentreren zich bijvoorbeeld op de moeite die ze doen voor een schoolproject of -toets, niet op het cijfer, maar een kind denkt misschien dat je verwacht dat ze in elk vak goede cijfers moeten halen. Dit kan realistisch zijn voor kinderen die altijd goed presteren, maar voor kinderen die moeite hebben met het inleveren van hun huiswerk, kunnen dergelijke verwachtingen te hoog zijn. Leun in dit geval in de richting van het stellen van specifieke, haalbare verwachtingen, zoals gestructureerde tijd om huiswerk te maken of klusjes te doen.
Leer een kind probleemoplossende vaardigheden. Een kind kan soms hele onrealistisch scenario’s in zijn hoofd hebben. Probeer hier inzicht in te krijgen en schets hoe waarschijnlijk een dergelijk scenario is. Je kunt een kind helpen door effectieve probleemoplossende technieken aan te leren. Probeer taken op te splitsen in beter beheersbare brokken of kleinere, meer haalbare doelen te stellen. Door een kind te helpen begrijpen hoe een plan moet worden ontwikkeld om een probleem aan te pakken, kunnen ze zich minder overweldigd voelen door de hoeveelheid werk die bij de taak komt kijken.
Wijs op positieve eigenschappen. Vraag een kind de eigenschappen te identificeren waarvan zij denken dat ze leiden tot geluk en succes. Bijvoorbeeld integriteit, creativiteit, sociale vaardigheden en passie. Door een kind te laten focussen op persoonlijkheidskenmerken die ze al bezitten, of waarschijnlijk zullen ontwikkelen, zal hun zelfrespect toenemen.
Gebruik je eigen ervaring om te relativeren. Deel je eigen angsten en uitdagingen met een kind en beschrijf hoe je ermee om bent gegaan. Door je eigen onvolkomenheden en worstelingen te delen , kun je voorkomen dat een kind zich gebrekkig voelt.
Uiteindelijk is het het doel om een kind te helpen redelijke verwachtingen te stellen. Angst kan beter worden beheerst door te proberen de taak uit te voeren in plaats van deze te vermijden . Anders gezegd, angst verdwijnt niet zomaar met het verstrijken van de tijd – het wordt alleen verminderd door voortdurende inspanning, wat tot succes leidt. Met ouderlijke steun, een plan om problemen aan te pakken en de bereidheid om het te proberen, zal een kind gewapend zijn met hulpmiddelen om taken effectief te beheren.
Primaire reflexen zijn de basis voor een goede ontwikkeling van een kind. Ze vormen als het ware een stevige ondergrond waar weer nieuwe ontwikkelingsfases op gebouwd kunnen worden.
Een reflex is een onwillekeurige, automatische beweging als reactie op een prikkel. We hebben verschillende reflexen actief in ons leven, ook wel de levenslange reflexen genoemd. Als we bijvoorbeeld onze vinger branden gaat er een seintje naar de hersenen en is de reactie daarop dat we onze hand zo snel mogelijk terugtrekken!
Verstoorde primaire reflexen kunnen verschillende oorzaken hebben en voor verschillende problemen zorgen.
Primaire reflexen zijn rond het tweede levensjaar veelal volledig in het lichaam geïntegreerd en dus niet meer actief.
Vanaf het prille begin in de baarmoeder zijn er al primaire reflexen die helpen ons brein te ontwikkelen. Een goede ontwikkeling hiervan is van enorm belang voor motoriek, gedrag, communiceren, sociaal en emotioneel welzijn.
Primaire reflexen worden aangestuurd vanuit de hersenstam, het gedeelte van de hersenen dat verantwoordelijk is voor de overleving. Voorbeelden van deze reflexen zijn o.a. het zuigreflex, grijpreflex en schrikreflex. Als primaire reflexen nog actief zijn wordt de hersenstam gestimuleerd en schiet het lichaam in de ‘vecht-vlucht’ stand. We reageren dan vanuit stress en overleving. Bij goed geïntegreerde reflexen geef je een reactie vanuit je prefrontale cortex waar je de informatie verwerkt en analyseert alvorens een reactie te geven.
Wat gebeurt er als een kind zijn reflexen niet of niet goed heeft kunnen integreren?
Wanneer een kind de stevige basis van goed geïntegreerde reflexen mist, is alles wat je er verder op bouwt wankel. Het actieve reflex zal zich altijd opdringen en verstoort zo het normale functioneren. Het kind zal deze reflexen willen onderdrukken of compenseren wat enorm veel energie kost.
Een kind kan overreageren, helemaal niet reageren of ongecontroleerd reageren op zintuiglijke informatie. Veel voorkomende klachten zijn:
moeilijk stilzitten;
struikelen, moeite met evenwicht;
tijdens het schrijven met het hoofd bijna op de tafel liggen;
heeft zijn benen om de stoelpoten geklemd;
is overgevoelig voor labels in kleding, geluid en/of licht;
bijt op z’n pen, nagels of duimt etc;.
plast nog regelmatig in zijn broek;
is “onhandig”, loopt tegen dingen aan, gooit dingen om;
is onzeker, faalangstig;
wordt gepest of pest zelf;
loopt op zijn tenen (letterlijk en figuurlijk);
heeft zijn emoties niet in balans;
klaagt over hoofdpijn tijdens het lezen of tv kijken;
Er zijn verschillende oorzaken waardoor reflexen soms niet of niet goed geïntegreerd zijn? Dit kan komen door:
problemen tijdens de zwangerschap, geboorte en/of na de geboorte, denk daarbij o.a. aan geboorte trauma (vacuumverlossing, tangverlossing) en keizersnede;
emotionele stress van de moeder tijdens de zwangerschap;
onvoldoende juiste beweging in de baby/peuter tijd. Maxi cosi’s, schommelstoelen, autozitjes etc beperken de bewegingen die juist zo nodig zijn voor de ontwikkeling van de hersenen. Maar denk ook aan het veelvuldig en lang tv kijken, gebruik van Ipad en computers wat behalve invloed op de houding ook negatieve invloed heeft op de hersenen die nog in ontwikkeling zijn;
De Moro is een automatische reactie op een plotselinge verandering in zintuiglijke prikkels. Bij een pasgeboren baby herken je dit aan onverwachte beweging of geluiden. Een baby ademt snel in. Zijn vingers, armen en benen spreiden zich. In de bloedbaan komen adrenaline en cortisol vrij. Vervolgens zal de baby zijn armen over zijn borst sluiten, ademt hij uit en begint hard te huilen. Op deze manier roept de baby om hulp.
De Moro ontwikkelt zich in de 9e week na conceptie bij de foetus in de baarmoeder en maakt ons gevoelig voor gevaar. Dit reflex is belangrijk bij de eerste ademhaling na de geboorte. Daarnaast is de moro ook belangrijk in de eerste strek reactie van het lichaam. De baby heeft tenslotte 9 maanden in een gebogen positie in de baarmoeder gezeten.
De Moro reflex hoort geïntegreerd te zijn bij 3à 4 maanden en gaat over in het gewone “volwassen schrik reflex”
Wat gebeurt er bij een actieve moro reflex?
Wanneer bij het kind deze Moro reflex niet geïntegreerd is, zal er telkens een overproductie aan cortisol en adrenaline in het lichaam worden rondgepompt wanneer het kind schrikt. Het kind heeft dan een verhoogde mate van stress in het lichaam. Het kind kan na enige tijd hypergevoelig worden in een of meer zintuigen. Hierdoor zijn deze kinderen snel afgeleid en moe. Het kan zich uiten in storend, onrustig gedrag of juist het tegenovergestelde, het kind trekt zich terug en keert in zichzelf.
Verstoorde primaire reflexen behandelen met ‘reflexintegratie’
Onafhankelijk van leeftijd kunnen reflexen (opnieuw) geïntegreerd of verder geïntegreerd worden. Zo kan de basis voor ons zenuwnetwerk opnieuw aangelegd worden. Aan de hand van een intake en testen kan worden vastgesteld welke reflexen nog niet, niet goed, of nog niet geheel geïntegreerd zijn. De behandeling bestaat uit een reeks bewegingsoefeningen die zowel passief als actief gedaan kunnen worden. Veelal krijgen kinderen oefeningen mee voor thuis welke zo veel mogelijk op speelse wijze worden aangeboden zodat de kinderen het leuk en fijn vinden om te doen.
Door Tini Rademaker, integratief kinder- en jeugdtherapeut bij Kinderpraktijk aan de Dijk te Beusichem (Gelderland) www.kinderpraktijkaandedijk.n
Eén op de tien kinderen heeft last van faalangst! Faalangst bij kinderen is de angst om bij een taak te mislukken. Faalangst ontstaat in situaties waarin een kind door iemand beoordeeld wordt of denkt te worden.
Als hij hetzelfde klusje in zijn eentje doet (zonder publiek), is er vaak niets aan de hand. Kinderen met faalangst zijn bang dat ze door een slechte prestatie de waardering van hun ouders, klasgenoten en leerkrachten verliezen. Ze blokkeren, haken af, gaan nieuwe uitdagingen uit de weg of werken zo hard dat ze zelden nog ontspannen zijn.
Er zijn verschillende soorten faalangst te onderscheiden:
Cognitieve faalangst (En net wist ik het allemaal nog…..)
Deze angst heeft te maken heeft met het leren. Cognitieve faalangst komt voornamelijk voort uit taakopdrachten, die te maken hebben met het schoolse leren. Het gaat hierbij om het oppakken van nieuwe leerstof of het toetsen van stof.
Sociale faalangst (Wat zullen zij wel niet van mij denken….)
Is een angst, die een kind ervaart voor een bepaalde sociale taak staan, zoals de omgang met andere kinderen of docenten.
Motorische faalangst (Op zulke momenten ben ik als ‘verlamd’ …..)
Deze angst heeft te maken heeft met het gebruiken van je lijf (vooral bij gym). De angst om te mislukken zorgt voor een verkrampte houding waardoor een kind dingen niet meer kan.
Herkenning van faalangst bij kinderen
Faalangst herkennen is moeilijk. Kinderen kunnen hun angst goed verbergen door bijvoorbeeld stoer of clownesk gedrag. Door te praten over dit gedrag kun je er achter komen of er faalangst achter zit.
Veel voorkomende uitingen van faalangst zijn:
Clownesk gedrag: met grappen en grollen proberen deze kinderen hun faalangst te verbergen. Dat dit voor anderen af en toe vervelend is, nemen ze op de koop toe.
Stil, teruggetrokken gedrag: deze kinderen zijn heel gesloten en kunnen zich Vaak moeilijk uitdrukken.
Apathisch en droevig gedrag: deze faalangstige kinderen geven toe aan hun lage zelfbeeld. Als ze geen hulp krijgen bij hun taak, vervallen ze in een apathische en droevige houding.
Lichamelijke klachten: deze kinderen krijgen vaak hoofdpijn, maag- of darmklachten (diarree/braken), hartkloppingen of zweten.
Laat zien dat ze niet de enige zijn die last hebben van faalangst en dat dat niet erg is. Het is belangrijk om het niet af te doen als iets geks of abnormaals.
Een kind met faalangst ziet nieuwe dingen vaak iets bedreigends. Het kan hierbij helpen veranderingen of nieuwe dingen geleidelijk aan op te pakken.
Geef het goede voorbeeld: vertel dat jij ook fouten maakt.
Zoek evenwicht tussen negatieve en positieve reacties. Faal angstige kinderen hebben vaak alleen maar aandacht voor negatieve opmerkingen over hun gedrag. Dus geef zoveel mogelijk positieve reactie of een complimenten
Waardeer niet alleen de prestaties, maar vooral de inspanningen van een kind; hard werken voor een zes is lovenswaardiger dan op je sloffen een acht halen.
Niemand is perfect. Laat voelen dat een kind fouten mag maken, ook thuis.
Laat een kind veel taakjes uitvoeren die het aankan (torens bouwen, boterhammen smeren) en geef positieve reacties. Succes helpt hen geloven in zichzelf.
Stem je verwachtingen af op de capaciteiten van een kind. Wie voortdurend boven zijn mogelijkheden moet presteren en daarom faalt, raakt gedemotiveerd.
Los vragen en problemen van een kind niet meteen zelf op. Leer een kind vooral hoe het zijn probleem zelf kan oplossen.
Vergelijk de prestaties van een kind niet met dat van broers of andere kinderen.
Zorg voor een goede inspanning-ontspanning-balans.
Je kind komt steeds vaker boos, verdrietig of moe uit school. Je vraagt hoe het was op school en krijgt als antwoord: saai of stom. De resultaten van je kind vallen wat tegen en hij vertoont teruggetrokken of juist explosief gedrag. Mogelijk is een kind overprikkeld!
Wat is er aan de hand? Mogelijk is je kind in meer of mindere mate hooggevoelig. Hooggevoelige kinderen horen, zien en voelen veel meer dan andere kinderen. Ze denken hier diep en associërend over na, beleven indrukken zeer intens. Daarnaast hebben ze een voorkeur voor visuele informatieverwerking. Veel van deze kinderen worden vaak onterecht gediagnosticeerd met gedragsstoornissen als AD(H)D en PDD-Nos.
Hooggevoelige kinderen staan op school vaak onder druk. Het is rumoerig in de klas en er gebeurt van alles. Deze prikkels komen allemaal binnen en ze hebben geen idee hoe ze de vele prikkels kunnen filteren. Met als gevolg dat een kind overprikkeld raakt. Daarnaast worden er van een kind ook bepaalde resultaten verwacht.
Tips om een overprikkeld kinderen te helpen:
Zorg ervoor dat een kind een eigen veilige omgeving heeft waarin het zich kan terugtrekken. Een plek waar hij in alle rust kan bijkomen en alle emoties onbeperkt tot uiting kunnen komen. Laat een kind ook echt even met rust. De grootste spanning wordt zo minder en een kind is daarna beter in staat om zijn gevoelens onder worden te brengen.
Wordt niet boos, een kind raakt hierdoor nog meer van streek. Met als mogelijk gevolg dat een kind zich nog meer gaat afsluiten en je er nog moeilijker achter komt wat er in hem omgaat.
Wees begripvol. Haal ervaringen van jezelf erbij om op die manier duidelijk te maken dat jij daar ook mee hebt gezeten en dat je die situatie ook heel moeilijk vond. Kinderen zijn vaak heel verbaasd dat jij dit ook hebt mee gemaakt. Veelal maakt dit het makkelijker voor een kind om te praten over wat hij voelt. De tips die je vervolgens geeft komen nu beter binnen.
Praat met de leerkrachtom zo de juiste basisvoorwaarde in de klas te kunnen creëren, bijvoorbeeld juiste plek in de klas, extra ontspanningsmoment. Een (hooggevoelig) kind dat zich veilig en op zijn plekt voelt durft zichzelf te zijn en zijn talent te uiten en zal over het algemeen minder “probleem” gedrag vertonen.
Praat met een kind. Ga aan het eind van de dag even bij een kind in bed liggen en vraag naar de leuke en minder leuke dingen van die er die dag. Hierdoor kun je uitbarstingen door opgekropte frustraties en emoties een stapje voor zijn.
Ieder kind leert anders. Elk kind heeft zijn eigen leerstijl. Zowel op school als daar buiten. Kolb (een bekende Amerikaanse psycholoog) maakt onderscheidt in abstract of concreet en actief of reflecterend. Dit lever vier combinaties op, die overeenkomt met vier verschillende leerstijlen. Elke leerstijl vraagt een andere manier van stimuleren.
De dromer: analyseren en abstract denken
De dromer wil ‘eerst denken, dan doen’. Hij denkt na over verschillende situaties en probeert zich hierin in te leven. Hierdoor ziet hij vaak meerdere (goede) oplossingen, maar twijfelt over een beslissing. Hij kan zich goed inleven in verschillende situaties en kan een probleem vanuit vele standpunten bekijken. De dromer ziet daardoor vaak sneller oplossingen. Dromers maken en bedenken graag dingen, hier hebben ze echter wel de tijd en ruimte voor nodig.
Hoe stimuleer je de dromer?
Zorg voor verschillende meningen over een probleem, dat stimuleert. Geef dromers de tijd en ruimte om ervaringen te verwerken en hun gevoelens te uiten. Dromers leren het best wanneer de leerkracht de stof met voorbeelden uitlegt. Dromers hebben een hekel aan tijdsdruk. Probeer ze daarom zo min mogelijk onder tijdsdruk werkzaamheden te laten doen.
De denker: waarnemen en overdenken.
Een denker stelt graag onderzoekende vragen. Hij kijkt naar wat er gebeurt en probeert algemene regels daarin te ontdekken, die eventueel met elkaar of met andere ervaringen in verband kunnen worden gebracht. Een denker houdt van logica en redeneren. Een denker leert het beste in gestructureerde situaties. Hij leert het best uit boeken en voordrachten, want die zijn logisch opgebouwd. Denkers kunnen niet goed tegen onzekerheid of wanorde. Ze vragen niet snel om hulp.
Hoe stimuleer je de denker?
Denkers weten graag waarom ze iets leren. Vertel ze dit daarom ook. Een denker heeft orde en rust nodig in de klas, groepswerk is niet echt aan hem besteed. Geef denkers de tijd om zelf het hoe, wat en waarom te ontdekken. Bemoei je niet teveel met een denker. Denkers ervaren dit snel als een inperking van hun ambities.
De beslisser: gestructureerd experimenteren.
De beslisser hakt graag knopen door. De theorie interesseert hem niet zo, wel de oplossing voor het probleem. De beslisser voelt zich goed als hij een stappenplan kan gebruiken om zo stap voor stap het resultaat te kunnen bereiken. Een beslisser leert het meest als hij de kans krijgt om zaken uit te proberen en te oefenen onder begeleiding van een expert.
Hoe stimuleer je de beslisser?
Help de beslisser om een duidelijke rode draad te herkennen in de leerstof Laat de beslisser zelf een probleem oplossen, geef hem hierbij aanwijzingen en raad. Beslissers leren het best als ze voorbeelden uit de praktijk krijgen. Maak de beslisser duidelijk dat wat hij nu leert, later van pas komt.
De doener: concreet ervaren
Een kind met een uitvoerende leerstijl, wil graag ervaringen opdoen en experimenteren. Als een doener ergens aan begint wil hij ook resultaten zien. Hij werkt graag samen met anderen, komt snel in actie en probeert ook anderen mee te trekken. Een doener kan zich gemakkelijk aanpassen aan nieuwe situaties en onverwachte omstandigheden. Hij kan ongeduldig zijn en gaat snel over tot actie zonder goed na te denken.
Hoe stimuleer je de doener?
Voor een doener is sfeer en menselijk contact heel belangrijk. Je stimuleert een doener door veel samen te doen.
Doeners hebben uitdagingen en spanningsvolle situaties nodig die om snelle keuzes vragen. Ze gaan soms zonder na te denken aan het werk. Evalueer een taak achteraf en help ze hoofd- en bijzaken te onderscheiden. Geef een doener de nodige tijd en ruimte om dingen uit te proberen.
Om een kind optimaal te kunnen laten leren, is het belangrijk je bewust te zijn van zijn leerstijl. Het is wel goed te wisselen tussen leerstijlen. Zo kunnen kinderen ook andere leerstijlen ontwikkelen. Een leerstijl ligt nooit compleet vast, deze is veranderbaar. Helaas wordt er in het onderwijs vaak onvoldoende rekening gehouden met verschillende leerstijlen. De nadruk ligt vooral op verbale vaardigheden.