Problemen met het werkgeheugen worden vaak niet opgemerkt. Het wordt veelal gezien als een gebrek aan concentratie of motivatie. Kinderen met een zwak werkgeheugen beginnen vaak vol goede moed aan een taak, maar vergeten daarna belangrijke informatie om de taak goed af te maken. Dit in vergelijking met leeftijdsgenoten.
Kunnen focussen, ofwel de aandachtsfunctie, hangt samen met het werkgeheugen. Aandacht wordt omschreven als de toegangspoort waardoor de informatiestroom de hersenen bereikt. Als informatie niet door de poort is gegaan, is het kwijt, niet aangekomen. Het werkgeheugen is als het ware een tijdelijke opslagplaats in de hersenen. Alle informatie komt binnen in het werkgeheugen.
Een zwak werkgeheugen
Het werkgeheugen is niet bij iedereen hetzelfde. Gemiddeld kunnen we er zo’n 7 items (plus of min twee) kwijt. Vroeger dacht met dat het werkgeheugen statisch was, inmiddels is bekend dat door trainen het vergroot kan worden.
Een kind heeft vaak zijn hele schoolcarrière last van een zwak werkgeheugen. Ook heeft hij soms moeite om echt aansluiten te vinden bij leeftijdsgenootjes. Het werkgeheugen is een belangrijke factor in het bepalen van schoolsucces, belangrijker zelfs dan het IQ.
Kinderen met dyslexie, dyscalculie, TOS, of ADHD hebben een zwak verbaal werkgeheugen, maar wel een gemiddeld visueel-ruimtelijk werkgeheugen.
Wat signaleren we bij een zwak werkgeheugen?
Wat zijn signalen die kunnen duiden op een zwak werkgeheugen bij kinderen.
Moeite met het houden van de aandacht bij een bepaald onderwerp. Bij te veel inspanning haken kinderen af.
Het kost kinderen heel veel inspanning om twee of meer dingen tegelijk te doen.
Kinderen die ondanks intensieve begeleiding en individuele instructie niet of nauwelijks vooruit gaan.
Kinderen zijn in de klas niet in staat voldoende informatie te onthouden om een taak af te maken.
Problemen met rekenen, lezen en spellen. De hoogte van het IQ van een kind maakt hierbij niet uit.
Problemen met het werkgeheugen blijven vaak verborgen voor familie en zelfs leerkrachten. Kinderen worden vaak gezien als lui of ongemotiveerd. Ze horen ook vaak dat ze zich beter moeten concentreren en beter moeten opletten.
Hoe help je een kind met een zwak werkgeheugen?
Hard werken zonder aandacht voor het werkgeheugen helpt niet. Het oefenen en extra instructies maken totaal geen verschil als de capaciteiten van het werkgeheugen niet ontwikkeld en getraind worden. Verbeteringen in het leren worden bereikt wanneer het werkgeheugen een impuls word gegeven.
Kinderen hebben vooral baat bij het trainen van het werkgeheugen, bijvoorbeeld door auditieve geheugen spelletjes, breinspelletjes, sudoku of memory . Vraag aan een kind niet wat hij allemaal gaat doen, maar wat hij als eerst gaat doen. Biedt kinderen hulp gericht op verwerken in plaats van onthouden.
Wat ook heel goed werkt is het maken van mindmaps.
Veel kinderen hebben moeite met automatiseren. Dit zegt niks over de intelligentie van kinderen. Ook veel hoogbegaafde kinderen hebben een probleem met automatiseren. Bijvoorbeeld bij het leren van de tafels of de spelling van woorden. Bij hoogbegaafde kinderen komt dit doordat de hersenen (cortex) van hoogbegaafden een andere ontwikkeling doormaken dan die van niet-hoogbegaafden. Het curriculum op scholen is echter afgestemd op de normale hersenontwikkeling.
Vanaf groep 3 is de wijze van functioneren van de cortex van belang voor het automatiseren van aangeboden informatie. Gemiddeld begaafden kunnen op deze leeftijd prima informatie automatiseren. Hoogbegaafde kinderen hebben hier moeite mee. Hun cortex ontwikkelt zich anders waardoor op jonge leeftijd automatiseren lastig is. Een hoogbegaafd kind zal de tafels en spellingsregels wel toepassen maar niet automatiseren. Alles wat afwijkt van de regel, bijvoorbeeld bij spelling, kan dan tot grote frustratie en irritatie leiden.
Wijze van leren
Hoogbegaafde kinderen hebben al vanaf zeer jong een bewust denkniveau. Als baby is dit al zichtbaar. Wanner een baby een speeltje wil pakken, blijft jij dit vaak eindeloos proberen, door met zijn armpjes in die richting maaien tot hij het toevallig een keer te pakken heeft. Ook andere vaardigheden gaan bij deze kinderen via een proces van ‘trial and error’. Een hoogbegaafde baby heeft al na een paar pogingen door dat het zo niet lukt om het speeltje te pakken en gaat daar over nadenken en gaat het speeltje pas pakken als het probleem is opgelost.
Hoogbegaafde kinderen analyseren eerst en doen het daarna in één of twee keer goed. Bij de meeste taken werkt dit heel goed en is deze strategie succesvol. Dit ligt lastiger bij het aanleren van motorische vaardigheden en bij het automatiseren van kennis. De essentie ligt hier namelijk in het voortdurend herhalen van de acties, waardoor de vaardigheid eigen worden gemaakt. Bewust nadenkwerk geeft hier niet dezelfde resultaten. Daarom zijn deze kinderen soms bang om te fietsen, willen ze niet naar zwemles, een muziekinstrument bespelen of hun veters strikken. De faalervaringen die ze bewust meekrijgen tijdens het oefenen geven hen enorm veel stress én de overtuiging dat het ze nooit zal lukken. Ze kunnen immers geen strategie bedenken waardoor het in één keer goed gaat, zoals ze bij andere vaardigheden gewend zijn.
Bij het automatiseren van tafels komt hier nog bij dat deze kinderen vaak snel genoeg kunnen rekenen om het gebrek aan automatisering te kunnen verbloemen. Ze kunnen snel genoeg rekenen om het antwoord op tijd te geven. Het valt dus vaak niet op dat ze de tafels niet kennen. Ze kunnen dit best lang volhouden tot de de sommen zo ingewikkeld worden of er zoveel vaardigheden gecombineerd moeten worden dat ze alsnog vastlopen. Alleen wordt er dan op school al lang en breed verwacht dat ze de tafels kennen en wordt er geen aandacht meer besteed aan het aanleren van deze vaardigheid.
Tips
Om hoogbegaafde kinderen te leren automatiseren is het belangrijk om het bewuste denkproces te belemmeren, bijvoorbeeld door tijdens het automatiseren bewegingsoefeningen te doen, zoals een balletje omhoog gooien, touwtje springen of tekenen. Zo komt er ruimte voor het automatische proces. Probeer te voorkomen dat ze de sommen uitrekenen.
Er zijn kinderen die getallen maar lastig vinden. Wanneer de problemen met rekenen echt groot zijn, kan er sprake zijn van dyscalculie. Kinderen met rekenproblemen worden nog te weinig getest, waardoor ze blijven geloven, gewoon niet goed te zijn in rekenen. En blijft passende hulp uit. Er zou daarom meer aandacht moeten komen voor deze problematiek. Marit de Graaf maakte voor haar profielwerkstuk in vvo 6 hierover een documentaire.
Wat is dyscalculie
Kinderen met dyscalculie hebben moeite met de betekenis van getallen, met getallen lezen, tellen, benoemen en toepassen. Begrip van getallen is er niet. Een kind heeft onvoldoende inzicht dat het verschil tussen 75 en 80 net zo groot is als tussen 5 en 10. Ook de koppeling tussen hoeveelheden (vier appels) aan het getal (4) en het woord (vier) verloopt niet goed. Hier heb je last van bij het maken van eenvoudige rekensommen, maar bijvoorbeeld ook bij het klokkijken en omgaan met geld.
Ook buiten school zorgt dyscalculie voor problemen. De juiste bus vinden is moeilijk wanneer je de tijdstippen niet begrijpt, berekenen hoeveel geld boodschappen bij elkaar kosten is een gedoe. Ook klokkijken gaat moeizaam, omdat je geen betekenis kan geven aan de cijfers. Voor zulke dingen heeft Marit zich wel geschaamd. ‘Ik ben vaak een uur te vroeg of te laat en daardoor raak ik gestrest. Vroeger werden er ook grapjes over me gemaakt, omdat ik bijvoorbeeld niet kon klokkijken. Ik merk nog steeds dat mensen niet begrijpen wat dyscalculie inhoudt. Ik stel vaak vragen die anderen dom vinden. Mijn wiskundeleraar zei zelfs een keer dat ik niet meer vragen mocht stellen omdat ik het antwoord toch niet zou onthouden.’
Rekenproblemen en Faalangst
Marit maakte de documentaire Vijf plus Acht zodat meer mensen bekend raken met dyscalculie. Marit interviewde deskundigen, politici en jongeren met dyscalculie. Haar zus hielp haar met het camerawerk. Door met zoveel mensen te praten over het onderwerp leerde ze er zelf ook nog meer over. ‘Ik weet nu dat dyscalculie en faalangst vaak samen gaan. Dat heb ik zelf ook wel een beetje. Je ziet constant dat anderen iets wel kunnen, maar jij blijft maar struikelen.’ Dyscalculie kun je niet genezen, maar meer begrip en kennis erover helpt kinderen met dyscalculie (rekenproblemen)
Dyscalculie staat veel minder in de belangstelling dan dyslexie. Over dyscalculie is ook nog veel minder bekend. Kinderen met dyscalculie hebben moeite heeft met het leren van basisvaardigheden voor rekenen.
Een kind met dyscalculie heeft moeite met:
de betekenis van getallen en hoeveelheden leren
het leren van rekenprocedures, ook na herhaalde uitleg
ruimtelijke oriëntatie
Automatiseren en dyscalculie
In de eerste jaren van het basisonderwijs worden de basisvaardigheden van het rekenen veelvuldig geoefend met kinderen om zo de sommen te automatiseren. Een kind weet dan dat 4 plus 3 zeven is en kan hierdoor ook sommen als 14 plus 3 of 13 plus 4 gemakkelijk maken. Hij hoeft dit niet elke keer uit te rekenen. Ook eenvoudige aftrek-, vermenigvuldig- en deelsommen worden geautomatiseerd. Deze vaardigheden worden opgeslagen in het lange-termijngeheugen en worden daar zo nodig zonder enige moeite (automatisch) uit naar boven gehaald. Er hoeft dan geen energie besteed te worden om eenvoudige sommen en onderdelen van bewerkingen uit te rekenen. Dat is heel handig, want een kind kan van opgeslagen kennis gebruik maken als de rekenopgaven ingewikkelder worden.
Kinderen met dyscalculie lukt het niet deze rekenvaardigheden zich vlot eigen te maken. Er is bij hen sprake van een beperkte ‘rekengeschiktheid’ in vergelijking met wat ze kunnen begrijpen van rekenen.
Er is nog niet veel bekend over de oorzaak van dyscalculie. Wel weet men dat het een neurologisch probleem is, wat niets te maken heeft met intelligentie, concentratie of motivatie. Erfelijkheid kan ook een rol spelen. Daarnaast lijken problemen met het korte termijn geheugen een rol te spelen. Ongeveer tien procent van de basisschool kinderen heeft problemen met rekenen. Het merendeel leert met extra hulp, andere methodes en een aangepast niveau omgaan met zijn rekenproblemen, maar 1/2 % houdt hardnekkige rekenproblemen.
Diagnose
In Nederland mag de diagnose dyscalculie alleen gesteld worden door een arts, gezondheidszorgpsycholoog of een orthopedagoog die opgenomen is in het BIG-register.
Voordat er een diagnose gesteld wordt, moet worden uitgesloten dat er een andere verklaring is voor de rekenproblemen, bijvoorbeeld slecht onderwijs. Ook moet de school kunnen aantonen dat met een halfjaar lang intensieve hulp de achterstand niet afneemt.
Met automatiseren wordt bij rekenen bedoeld dat je snel en zonder veel nadenken een som kan uitrekenen. Als kinderen de basisbewerkingen goed hebben geautomatiseerd, hoeven zij hun werkgeheugen minder te belasten bij het uitrekenen van complexere rekenopgaven. Een groter deel van het geheugen blijft dan beschikbaar voor het uitvoeren van niet-geautomatiseerde opgave.
Niet elk kind gaat dit automatiseren even goed af.
Een goede start met het leren van tafels
In groep vier wordt meestal gestart met de tafel van 1, 2, 5 en 10. In groep vijf worden de tafel van 3, 4, 6, 7, 8 en 9 geautomatiseerd.
Het is voor een kind en zeker voor een beelddenker belangrijk dat er eerst wordt uitgelegd wat een tafel is. Want als de leerkracht zegt: We gaan vandaag de tafel van twee leren, zal de beelddenker meteen denken: waar staat die tafel?
Belangrijk is daarom dat een kind het begrip tafel begrijpt. Een tafel is een meubelstuk, de tafel waar jij aan zit, maar een tafel kan ook een tabel getallen zijn; een rekenreeks. Dus het woord tafel heeft twee betekenissen. Als een kind het begrip tafel heeft geleerd, gaan ze zien dat vermenigvuldigen herhaald optellen is. Schrijf het volgende uit ter verduidelijking :
2=2
2+2=4
2+2+2=6
2+2+2+2=8….. tot en met
2+2+2+2+2+2+2+2+2+2=20
Stel vervolgens de vraag hoe je dit korter zou kunnen schrijven. Dan kom je tot de tafelsommen:
1×2=2
2×2=4
3×2=6
4×2=8… enz. 10×2=20
Laat daarna het geheel zien; dus bijvoorbeeld alle tafels op een tafelposter. Geef aan hoeveel tafels een kind allemaal gaat leren. En eventueel in welke volgorde.
Tafels automatiseren door oefenen
Om de tafels goed te automatiseren blijft oefenen belangrijk. Wissel bij het oefenen af zodat een kind gemotiveerd blijft. Er zijn veel app die ze kunnen helpen of je kunt liedjes opzoeken op youtube.
Tafels kan je bijvoorbeeld al bewegend lerend leren door kinderen in een ruimte stappen vooruit te laten maken, bij elke stap zegt het kind bijvoorbeeld de tafel van 3. Bij de eerste stap zegt het kind 1×3=3, bij de tweede stap 2×3=6 en zo verder. Dit kan ook op een trap. Bij elke stap op een tree naar boven zegt een kind de volgende tafelsom. Je kan eventueel de tafelsommen van de tafel die jullie aan het oefenen zijn tijdelijk op de trap plakken. Zodat een kind dit altijd ziet als het de trap op- of afloopt.
IsaFaye heeft dyscalculie en het onderwijssysteem belemmert haar om haar dromen waar te maken. Ze schreef een brief aan Jesse Klaver om dit probleem onder de aandacht te brengen. De brief is massaal gedeeld op facebook en zelf RTL Late night besteden er gisteren aandacht aan.
Beste meneer Klaver,
Ik stuur u deze brief omdat ik uw filmpje heb gezien met meester Bart en u zegt dat de beste ideeën vaak niet uit Den Haag maar uit de samenleving komen. Nou, ik heb iets waar u misschien over na kunt denken.
Mijn naam is IsaFaye, ik ben 12 jaar oud en ik heb een probleem. Ik hoop dat u even de tijd neemt om mijn verhaal te lezen.
Goed, ik ben dus 12 jaar en zit in een HAVO/VWO brugklas op een Amsterdams Lyceum. Ik heb veel vrienden en vriendinnen, ik heb het naar mijn zin op school. Ik groei op in een fijn gezin, ik rijd paard en mijn rapport is heel goed. Ik ben gezond, ben nog nooit in aanraking geweest met de politie, ik rook of drink niet en ben ook niet aan de drugs. Het lijkt er dus op dat ik een niks-aan-de-hand-kind ben.
Toch is het anders. Het lijkt er op dat ik mijn droom niet kan verwezenlijken en ik kijk niet met plezier uit naar de toekomst op school. Eigenlijk ben ik boos en teleurgesteld.
Ik heb namelijk een ernstige vorm van dyscalculie. Al toen ik heel jong was merkten mijn ouders dat er iets ‘gek’ was met rekenen. Ik kon alles onthouden, maar tafels kon ik niet uit mijn hoofd leren. Klokkijken lukte ook niet. Links en rechts kon ik maar niet aanleren. In overleg met school zijn ze mij gaan testen.
Uit het eerste schoolonderzoek bleek al snel twee dingen. Ik ben bovenmatig intelligent. En… ik kan niet rekenen. Zo scoorde ik op alle Cito’s VWO en VWO+ niveau. Maar rekenen en getallenreeksen daar scoorde ik VMBO B/K op. Dat verschil is groot.
Ik kreeg individuele begeleiding en thuis moesten we flitskaarten oefenen. Sommen tot en met 10 moest ik binnen een paar seconden beantwoorden. Mijn moeder hield dagelijks bij hoeveel kaartjes ik goed had. Na een half jaar oefenen was mijn eindscore met goede antwoorden niets veranderd met toen wij begonnen.
Na de begeleiding werd ik opnieuw getest. Door de individuele hulp heb ik wel leren klokkijken, maar voor de rest ben ik niet vooruit gegaan. Ik bleek dus een ernstige vorm van dyscalculie te hebben.
Op de basisschool keken ze naar wat ik wel kan. Ik kreeg hulpmiddelen zoals gebruik maken van een rekenmachine en tafel- en rekenkaarten. Dat hielp. Zo kon ik de som wel oplossen. Ik snap de som wel, maar het cijferen, het echte rekenen, dat kan ik niet. Ze zeggen dat het komt doordat ik geen korte termijn geheugen heb voor getallen.
De zoektocht naar een school in Amsterdam valt al niet mee. Omdat er willekeurig geloot wordt. Gelukkig ben ik op de school geplaatst van mijn eerste keus. Deze school stond op nummer 1 omdat dit een van de heel weinige scholen was die leken te begrijpen wat dyscalculie is en aangaven ruimte te bieden voor hulpmiddelen. Niet alleen keken naar mijn slechte score op rekenen, maar juist keken naar de dingen ik wel kan en waarvoor ik een VWO score had.
Op school krijg ik nu dan ook veel hulp, begeleiding en geven zij mij vertrouwen. Dat is heel fijn en daar ben ik heel blij mee. Nu hoor ik u al denken, niets aan de hand dan toch? Maar dat is niet waar! Gisteren heb ik een gesprek gehad met mijn mentor, wat ook mijn wiskunde docente is.
Ik wil heel erg graag naar het VWO. Ik wil namelijk rechten studeren, advocaat worden of werken in de politiek. En ik wil heel erg graag een jaar naar Harvard. Daarom werk ik ook hard voor school en doe heel goed mijn best.
Nu vertelde mijn mentor (en wiskunde docent) gisteren dat ik een prachtige cijferlijst heb. Ook dat ze zien dat ik goed mijn best doe en het naar mijn zin heb op school. Maar dat het VWO misschien te moeilijk is door mijn dyscalculie. Nou, dat wiskunde te moeilijk wordt. De rest zou ik prima kunnen. En dan vooral omdat ze niet weten of bij het eindexamen wel hulpmiddelen gebruikt mogen worden. En dat ze niet weten hoe het verder gaat met de verplichte rekentoets, die een zak/slaag regeling kent op VWO niveau.
En dat vind ik dus niet eerlijk. Ik vind het ook gemeen. Dyscalculie is een afwijking in mijn hersenen. Een aangeboren afwijking is die blijvend is. Het is dus een levenslange handicap. Net als slechthorendheid of blindheid. Ik moet er mee leren omgaan.
Jullie hebben met elkaar bepaalt dat ‘rekenen’ een speerpunt moet zijn. Omdat er in het algemeen te laag rekenniveau is. Maar wat als je niet beter kunt? Wat als je een handicap hebt waardoor je het ook niet kunt leren, al doe je nog zo hard je best? En dat het nog steeds niet geregeld is dat je hulpmiddelen, wat het wel haalbaar maakt, standaard mag gebruiken? Ja, ik krijg meer tijd. Maar dat helpt niet.
Taal is toch ook een speerpunt? Maar er wordt toch ook niet aan iemand die doof is gevraagd een luistertoets te doen zonder een gehoorapparaat? Of aan een blind persoon wordt toch ook niet gevraagd een getypte tekst voor te lezen? En als een blind persoon dan aangeeft het niet te kunnen. Dan is 30 minuten extra de tijd geven toch ook geen oplossing?
Er zijn genoeg voorbeelden van mensen met dyscalculie die met de juiste hulpmiddelen, begrip van hun omgeving het heel ver kunnen schoppen. Zij hadden nog niet te maken met profielkeuzes. Ik kan er niet meer voor kiezen voor een profiel zonder wiskunde. En dan heb ik het nog niet eens over de verplichte rekentoets waarbij op het VWO de zak/slaag regeling geldt.
Dat vind ik dus oneerlijk. Er wordt niet gekeken naar passend onderwijs, naar het beste uit een kind halen. Er wordt gekeken naar wat iemand niet kan. Want wat is voor mij passend onderwijs? Het niveau wat past bij dat ene vak wat ik niet goed kan? Of naar die 11 vakken die ik makkelijk en goed op VWO niveau aan kan? Naar dat ene vak dus. Wat ik niet goed kan door een geboren afwijking. Vindt u dat eerlijk? Vindt u dit passend onderwijs? Vindt u dit ‘kijken naar talent’ en ‘alles er uit halen wat in een kind zit’?
Natuurlijk gaat u niet een wet of regel bedenken of invoeren omdat er toevallig een 12 jarig meisje in Amsterdam boos, verdrietig en teleurgesteld is. Dat snap ik ook wel.
Maar er zijn meer kinderen met dyscalculie! Veel meer, ongeveer 1 in iedere basisschool klas. Dat zijn toch genoeg kinderen om u druk over te maken?
Ik hoop dat u alles heeft gelezen, ook al is het een lang verhaal geworden. Wanneer u vragen heeft of nog beter wil begrijpen wat dyscalculie is, ik zou het u heel graag uit leggen of u er meer over vertellen. Dat kan natuurlijk bijvoorbeeld bij mij op school, maar ik wil ook graag naar Den Haag komen hoor.