De maatschappij verandert door technologie en digitalisering van een industriële naar een kennis- en netwerksamenleving. Dit vraagt om andere vaardigheden van mensen. Er is een aanzienlijke groei van de vraag naar flexibele vaardigheden om goed samen te kunnen werken in een interdisciplinaire omgeving. De vraag naar mensen met deze vaardigheden is hoog, het aanbod beperkt. Daar ligt de waarde van dyslexie!
De waarde van dyslexie
Wat heeft deze verandering met dyslexie te maken? Uit onderzoek van Ernst en Young blijkt dat de positieve kanten van dyslexie hier uitkomst bieden.
Dyslexie is een genetisch verschil in het leervermogen en informatie verwerking van mensen. Hierdoor hebben dyslectici andere capaciteiten, met als sterke punten creativiteit, probleemoplossend vermogen en communicatieve vaardigheden. Daar staat moeite met spelling, lezen en onthouden van feiten tegenover.
Deze andere manier van denken, maakt dat dyslectische personen een andere kijk hebben op een situatie en met creatieve oplossingen komen.
Het vermogen om zaken te visualiseren, de kracht van logisch redeneren en ondernemerschap kunnen een frisse, vaak vernieuwd perspectief bieden
Onbenut talent
Dyslectische sterke punten sluiten nauw aan bij veranderde behoefte van organisaties en kunnen hier dan ook van grote waarde zijn. Een groter bewustzijn van deze sterke punten, neuro-diverse vermogens en gewenste toekomstige vaardigheden in de maatschappij is nodig. Zowel in het onderwijs als binnen ondernemingen kan dan beter ingespeeld worden op deze kwaliteiten.
Dyslexie wordt echter vaak gezien vanwege zijn uitdagingen in plaats van sterke punten. Er is veel meer bekend over waar iemand met dyslexie moeite mee heeft dan waar hij bovengemiddeld goed in is. In het onderwijs en binnen organisaties, kan er een negatieve perceptie zijn van dyslexie. Met als gevolg dat veel potentieel onbenut blijft.
Een verandering in de perceptie van dyslexie is nodig omdat dit maakt dat kinderen, maar ook volwassene zich kunnen ontplooien. Zorg dat dyslectici de ruimte krijgen om tot volledige ontwikkeling te komen. Want we hebben ze ontzettend hard nodig in de snel veranderde wereld om ons heen.
Hoe geweldig zou het zijn als we allemaal meer naar deze kwaliteiten zouden kijken!
Dyslectische denkvaardigheden, de waarde van dyslexie
Visualiseren
75% van de dyslectici is bovengemiddeld goed in visualiseren. Interactie met ruimte, zintuigen, fysieke ideeën en nieuwe concepten;
Verbeelden
84% van de dyslectici is bovengemiddeld in verbeelden. Een origineel werkstuk maken of ideeën een nieuwe draai geven;
Communiceren
71% van de dyslectici is bovengemiddeld goed in communiceren. Duidelijke en boeiende boodschappen maken en overbrengen;
Redeneren
84% van de dyslectici is bovengemiddeld goed in redeneren. Patronen begrijpen, mogelijkheden evalueren en beslissingen nemen;
Verbinden
80% van de dyslectici is bovengemiddeld goed in verbinden. Zelf begrijpen; anderen verbinden, inleven en beïnvloeden;
Verkennen
84% van de dyslectici is bovengemiddeld goed in verkennen, ontdekken. Nieuwsgierig zijn en ideeën onderzoeken op een constante en energieke manier.
We kennen allemaal biodiversiteit en culturele diversiteit, maar over de kracht van neurodiversiteit is nog maar weinig bekend. Neurodiversiteit betekent eenvoudigweg dat er verschillen zijn tussen de breinen van mensen en dus verschillende manieren van denken en leren. Het standaard brein bestaat niet. Diversiteit in breinen is net zo verrijkend als biodiversiteit.
Het nieuwe terrein van neurodiversiteit biedt een kans een einde te maken aan de trend om mensen die ‘anders’ zijn in een hokje te stoppen en te medicaliseren. In plaats van bevolkingsgroepen als ‘beperkt’ te beschouwen, ligt bij neurodiversiteit de nadruk op anders-zijn. Mensen met dyslexie zijn vaak goed in driedimensionaal visualiseren. Mensen met ADHD hebben een andere, meer diffuse vorm van aandacht. En mensen met autisme kunnen beter omgaan met dingen dan met mensen. (HOI foundation)
Het is tijd dat hier meer bewustzijn over ontstaat.
Neurodiversiteit en leer- en denkverschillen
Het concept dat mensen van nature diverse wezens zijn, is belangrijk voor kinderen met leer- en denkverschillen. Het kan stigma verminderen en het gevoel dat er iets “mis” met hen is. En dat kan helpen bij het opbouwen van zelfvertrouwen, zelfrespect, motivatie en veerkracht
Anders zijn
Vanuit het neurodiversiteitsmodel worden dyslexie, dyscalculie of ADHD/ADD gezien als een manier van informatie verwerken die hoort bij een minder gangbaar brein. Dit betekent niet dat kinderen er geen last van hebben. In het huidige onderwijssysteem ervaren kinderen veel hobbels en hindernissen. Bijvoorbeeld bij het leren lezen, automatiseren van tafels, stilzitten of het stap voor stap uitvoeren van een taak
Kansen en bedreigingen van een label
Het kan voor een kind (en zijn ouders) soms heel prettig zijn om een label (ADHD of dyslexie) te krijgen. Het geeft inzicht, handvaten en hulp bij de problemen die een kind ondervind. Het werkt aan de andere kant ook heel stigmatiserend. Zeker als over een stoornis wordt gesproken en een behandeling die je kunt ondergaan als kind. Dit geeft het gevoel dat je minder bent, een beperking hebt. Het ontwikkelen van een minderwaardigheidsgevoel ligt op de loer.
Een kind heeft niet minder capaciteiten dan een leeftijdsgenoot. Het zegt vooral iets over de soms te eenzijdige manier waarop we in onze samenleving geacht worden te leven, leren en werken.
Het is dan ook belangrijk dat mensen (gaan) beseffen dat er geen sprake is van een afwijking van wat “normaal” is. Er is geen sprake van een stoornis of handicap, maar alleen een net wat anders gestructureerd brein dan de gemiddelde mens heeft. Een brein, denkstijl, waarop de meest onderwijsmethoden zijn afgestemd.
Uitgaan en omarmen van diversiteit
Mocht je vroeger niet met je linkerhand schrijven en werd je hand op je rug gebonden, tot je het wel kon. Nu vinden we zoiets maar onbegrijpelijk en raar. Diversiteit in de kleur van de ogen, haar of de huidskleur vinden we heel normaal. Waarom zouden onze hersenen dan precies hetzelfde zijn?
Kennis en besef van neurodiversiteit maakt het mogelijk om naar alle capaciteiten van een kind te kijken. Door ieder brein als uniek te zien, maakt dat er meer gelijkwaardigheid ontstaat. Ieder kind heeft sterke en zwakke kanten. Door anders, open te kijken wordt je nieuwsgierig naar de sterke kanten van een kind. Dit stimuleert de ontwikkeling van een kind en maakt dat hij plezier in leren en ontdekken krijgt.
Bij de termen diversiteit en inclusie wordt al snel gedacht aan vrouwenquota’s of jong talent versus oudere werknemers. Maar diversiteit gaat om meer. Het gaat om alle kenmerken waarop verschillen kunnen bestaan. Ook om op het eerste gezicht minder zichtbare kenmerken als persoonlijkheid en manieren van denken.
Diversiteit gaat over de mix van verschillen. Inclusie gaat over hoe we met deze mix van verschillen omgaan. In een inclusieve cultuur kan iedereen zichzelf zijn en haalt men het beste uit zichzelf en anderen, ongeacht culturele, etnische achtergrond of geslacht.
Diversiteit en inclusie
Eén aspect in deze discussie wordt vrijwel nooit genoemd, anders leren en anders denken. Eén van de minder zichtbare verschillen tussen mensen is dyslexie. Mensen met een dyslectisch brein verwerken informatie in hun hersenen anders dan de meeste mensen. De bekendste uiting hiervan is moeite met leren lezen. Jonge kinderen hebben op school meer moeite met taal, spelling en automatiseren, dan hun leeftijdsgenoten. Deze andere wijze van denken, brengt naast diverse uitdagingen ook kwaliteiten met zich mee. Zoals ruimtelijk inzicht, creativiteit en het vermogen om verschillen vanuit meerdere perspectieven te bezien.
Hoe gaan we op school om met deze vorm van diversiteit
Op scholen wordt conform standaardmethodes les gegeven. Wanneer een kind moeite heeft met lesstof krijgt hij extra ondersteuning. Een kind krijgt een verlengde instructie. In kleinere groepjes wordt de lesstof nogmaals uitgelegd. Een dyslectisch kind mag vaak langer doorgaan om een toets af te maken. Daarnaast zijn er hulpmiddelen die gebruikt mogen worden, zoals voorleesprogramma’s. Op deze manier wordt geprobeerd om kinderen eenzelfde ontwikkeling door te laten maken.
Hoe goed bedoeld ook, dit draagt niet bij aan inclusie in het onderwijs. Integendeel, het benadrukt bij eenieder dat anders denken minder is. Een kind moet meer oefenen of beter zijn best doen om aan de standaard te voldoen. We stellen aan elk kind dezelfde (eenzijdige) eisen en beoordelen elk kind op eenzelfde manier.
Opgroeien in een inclusieve omgeving is waardevol voor de toekomst. Het stelt mensen in staat om elkaars talenten te zien en te benutten.
Op school gaat vaak nog iets mis. Er wordt extra tijd besteed om een kind op dezelfde manier nogmaals hetzelfde te leren. Bij een groeiend aantal kinderen sluit de methode of wijze waarop iets geleerd moet worden niet aan bij de denkstijl van een kind. Door op dezelfde manier, mogelijk langzamer, hetzelfde te herhalen, bereik je veelal niet het gewenste resultaat. Een andere manier van uitleggen doet dit mogelijk wel.
Het is niet zo dat een kind extra ondersteuning nodig heeft, maar andere ondersteuning. Een kind leert anders, hij vraagt dan ook om een andere instructie. Niet om meer van hetzelfde.
Tevens gaat de extra tijd ten koste, van tijd die aan iets anders kan worden besteed. Het motiveert een kind niet, omdat alle aandacht gaat na wat niet goed gaat, waardoor er minder aandacht is voor wat wel goed gaat.
Door je te richten op gestandaardiseerde leerdoelen, krijg je middelmatige prestaties in plaats van uitmuntende prestaties op basis van persoonlijke talenten.
Binnen de groep wordt de norm gesteld dat als je ergens moeite mee hebt, je meer moet oefenen om een vaardigheid te ontwikkelen. Aandacht voor andere kwaliteiten is er onvoldoende, waardoor deze niet tot bloei komen.
Hoe kun je meer inclusie tot stand brengen in de klas
Het allerbelangrijkste is dat kinderen anders niet zien als minder. En dit lijkt misschien niet iets groots maar is van cruciaal belang.
Zowel voor het kind zelf dat uitdagingen ervaart als voor andere kinderen is dit bewustzijn belangrijk. Oprechte waardering dat een kind met zichtbare uitdagingen ook belangrijke talenten heeft.
Kijk verder dan de uitdagingen en zie dat dyslexie meer is dan alleen moeite met leren lezen. Dyslectische kinderen verschillen onderling uiteraard ook. Maar als groep hebben ze statistisch gezien meer kans om bepaalde vaardigheden te hebben die heel waardevol zijn. Bijvoorbeeld door het grote geheel te zien en te voorkomen dat je verdwaalt in details, kunnen veel dyslectici floreren in de zakenwereld.
Maak dus ook gebruik van deze belangrijke talenten.
Schaamte en onzekerheid komt veel voor bij dyslectische kinderen, maar dat hoeft niet zo te zijn. Maak er in de klas een prioriteit van om ervoor te zorgen dat kinderen met een “handicaplabel” en hun leeftijdsgenoten de voordelen van neurodiverse teams begrijpen.
Zorg dat kinderen kunnen deelnemen aan gemeenschappelijke opdrachten op school en niet eerst een individuele taak moeten afmaken waar ze iets meer tijd voor nodig hebben.
Geef kinderen bij de samenwerking een rol die de nadruk legt op redeneren en creativiteit, in plaats van tekstverwerking.
Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat dyslectische kinderen een rol krijgen, waar ze de leiding kunnen nemen bij taken die verband houden met interpretatie en probleemoplossing. In plaats van hen te vragen hardop te lezen of op te treden als schrijvers.
Mensen met dyslexie verwerken informatie in hun hersenen anders dan mensen zonder dyslexie. Dyslectici denken anders. Er worden andere hersengebieden gebruikt.
Goede lezers
Via functionele MRI-scans is aangetoond dat mensen meestal voor het lezen en schrijven drie gebieden in het linkerdeel van de hersenen gebruiken.
Deze gebieden staan in directe verbinding met elkaar en zijn elk voor een deel van de taalverwerking verantwoordelijk.
In het Centrum van Broca, vindt o.a. de analyse van woorden plaats, maar ook de articulatie en het spreken. Achterin, in het Centrum van Wernicke en het Woordvormgebied, komt alle informatie samen. Hier wordt onder andere opgeslagen hoe een woord eruitziet, hoe het klinkt en wat het betekent. Deze gebieden worden bij lezen en informatie verwerken geactiveerd.
Dyslectici die lezen
Voor dyslectici geldt dit niet. Wetenschapper Shaywitz toonde aan dat de verbindingen tussen deze 3 gebieden in de linkerhersenhelft bij dyslectici niet werken. Zelfs niet bij dyslectische kinderen van vier jaar. Alleen het Centrum van Broca, waar de woordanalyse en spraak is gelokaliseerd, wordt geactiveerd. Het Centrum van Wernicke en het woordvormgebied vertonen geen enkele activiteit. Bij dyslectici ontstaat een alternatieve route in de hersenen voor het opslaan en terugvinden van de betekenis van woorden die vooral via de rechterhersenhelft loopt. De oorzaak hiervan is dat de rechterhersenhelft van dyslectici in het denken, in het verwerken van informatie, dominant is.
Dat betekent dat dyslectici anders denken. Ze hebben een sterke voorkeur voor het denken via de rechterhersenhelft. Een voorkeur die zo sterk is, dat taal moeilijk wordt geautomatiseerd naar de linkerhersenhelft.
Dat is niet de enige oorzaak van dyslexie. Iemand die dyslectisch is, heeft een natuurlijke zwakte voor het verwerken van taal. Net zoals andere mensen moeilijk kunnen tekenen of rekenen. Alleen valt dat vaak minder op in onze talige maatschappij.
Wat doen de beide hersenhelften?
Van de rechterhersenhelft is bekend dat deze verantwoordelijk is voor o.a. onze verbeelding, de intuïtie, het onderbewustzijn en onze creativiteit. Maar ook het leggen van verbanden en meerdere dingen tegelijk kunnen doen. Het snel kunnen scannen en verwerken van informatie en van het omgaan met nieuwe situaties. Dat zijn hele andere eigenschappen dan die eigenschappen waarvoor de linkerhersenhelft verantwoordelijk is. Namelijk het logisch redeneren, het analyseren van situaties, systematiek aanbrengen. Het stap voor stap iets aanpakken en het aanbrengen van routine in dagelijkse vaardigheden.
De linkerhersenhelft is ook verantwoordelijk voor de taal. Wanneer iemand voor één van beide hersenhelften dominant is in het denken, bepalen deze functies de manier van informatie verwerken. Dominantie van de linkerhersenhelft in het denken, noemen wij lijn denken. Dominantie van de rechterhersenhelft in het denken, noemen wij conceptueel denken. Niet alle conceptueel denkers zijn dyslectisch, andersom geldt dat wel. Alle dyslectici zijn conceptueel denkers, wat overigens niet betekent dat ze helemaal niet logisch kunnen denken.
Een niet-dyslecticus heeft dus direct toegang tot de vorm, betekenis en uitspraak van woorden. De dyslecticus heeft dat niet en moet daar via zijn rechterhersenhelft achter komen, dus via het maken van beelden. Het leggen van verbanden, structuren en het zien van allerlei associaties. Dit toont ook de voorliefde van dyslectici voor het uitgebreid redeneren, het denken in beelden. Maar ook het leggen van verbanden, het probleemoplossende en kritische denken. Omdat er in korte tijd zoveel (bijkomende) informatie wordt verwerkt, hebben dyslectici in het algemeen vaak moeite om in een paar zinnen te vertellen wat zij bijvoorbeeld hebben gelezen.
Vermoed je dat je kind dyslectisch is? vraag dan een dyslexietest aan.