Als ouder wil je graag dat je kind met plezier naar school gaat. Als het onderwijssysteem niet aansluit bij de leerstijl van je kind, kan dit tot veel problemen en ongenoegen leiden. Zoals bijvoorbeeld bij beelddenken. Deze kinderen denken anders, verwerken informatie anders. Het onderwijs systeem sluit vaak niet aan bij de informatieverwerking van een beelddenker. Met als gevolg dat de beelddenker school minder leuk vindt. Een kind gaat met buikpijn naar school. Of hij ontwikkelt langzaam een faalangst doordat hij zich onbegrepen voelt en dom. Ouders zoeken naar handvatten om kun beelddenkende kinderen zo goed mogelijke helpen.
Beelddenken is een oorspronkelijk denkproces, een zintuiglijk waarnemen. Taaldenken is een aangeleerd proces, dat door de talige maatschappij gestimuleerd en ontwikkeld wordt. Binnen het onderwijs hebben de beelddenkers het lastig. Er wordt voornamelijk les gegeven die aansluit bij het taaldenken.
Beelddenken werkt vanuit het geheel al associërend naar de kern met een voorkeur voor beelden.
Taaldenken werkt vanuit de kern stap voor stap naar het geheel met een voorkeur voor taal.
Hoe kun je beelddenkers helpen?
1. Bied veel structuur en duidelijke regels
Het beelddenken veroorzaakt bij een kind veel associaties. Dit geeft chaos in zijn hoofdje.
Structuur en duidelijke regels geeft een Beelddenker een kader en houvast in zijn chaotische, associatieve wereld.
2. Geef korte, gestructureerde opdrachten
Het is belangrijk dat ouders de beelddenker korte, gestructureerde opdrachten geeft. Je bent als ouder geneigd om meerdere opdrachten te geven. Zoals: ‘Ga naar boven douchen, je pyjama aandoen en je tanden poetsen.‘ De kans is groot dat het kind beneden komt zonder gedoucht te hebben en zijn pyjama niet heeft aangedaan, maar dat het kind alleen zijn tanden heeft gepoetst. Bij de opdracht zag een kind de beelden voor zich en had in zijn beleving al gedoucht en zijn pyjama aan gedaan; dus gaat het kind alleen de tanden poetsen.
3. Tijdsbesef
Beelddenkers hebben moeite met het verwerken van seriële informatie (tijd en volgorde). Een beelddenker kan zich daardoor moeilijk aan de tijd houden. Als een beelddenker om vijf uur thuis moet zijn om te eten, zal hij vaak te laat zijn. Het overkomt de beelddenker doordat hij niets met tijd heeft. Probeer een ijkpunt te vinden. Bijvoorbeeld: ‘Als het licht van de lantaarnpalen aangaan, moet je naar huis komen`. Je geeft nu een beeld bij de afspraak van tijd. Dit sluit aan bij beelddenken.
4. Het is voor een beelddenker lastig een verhaal op volgorde te vertellen
Een beeld heeft geen begin en geen eind. Een verhaal wel. Een beelddenker moet leren de beelden achteraf te vertalen in woorden. Het is voor de beelddenker lastig om een goed samenhangend verhaal te vertellen. Zij beginnen vaak midden in een gebeurtenis te vertellen. Het verhaal heeft geen kop en geen staart. Om een verhaal op volgorde te leren vertellen, kun je ’s avonds de dag doornemen met het kind zodat het kind leert om gebeurtenissen chronologisch te vertellen. Begeleid een kind daarin. Laat een kind de gebeurtenis eerst tekenen en dan vanuit het geheel van de tekening het verhaal vertellen. Deze manier sluit aan bij zijn manier van informatieverwerking.
5. Een beelddenker laat vaak een zwakke concentratie zien
Beelddenkers laten vaak een zwakke concentratie zien. De beelddenker wil het geluid zien omdat het kijken voor het horen gaat.
Concentratie-oefeningen
‘Pinkelen’; tik met de duim beurtelings de wijsvinger, de middelvinger, de ringvinger, de pink, de ringvinger, de middelvinger, de wijsvinger aan. Doe deze oefening een aantal keren achter elkaar met beide handen tegelijk.
‘Duimen’; zet de duim van de rechterhand tegen de wijsvinger en van de linkerhand. Zet daarna de duim van de linkerhand tegen de wijsvinger van de rechterhand. Herhaal deze procedure een aantal maal.
Bron beeldenbrein.nl
Jammer dat hier beelddenkers en taaldenkers tegenover elkaar gezet worden alsof ze uit twee verschillende werelden komen. Ik denk dat ieder mens, ieder kind iets van beide in zicht heeft. Mogelijk is er een voorkeur voor het een of het ander, maar dat zal ook afhangen van de taak waar we voor staan. Laten we heel goed kijken naar ieders mogelijkheden en onmogelijkheden, zonder etiketten te plakken. En laten we kijken wat ieder kind nodig heeft, zonder uit een standaard vaatje te tappen. Mijn kinderen kunnen heel goed in beelden denken en leren (twee verschillende dingen!), maar ze zijn ook heel talig en kunnen uitstekend analyseren.
Bovendien: alle jonge kinderen denken min of meer in beelden en met het rijpen van de taal, zou het talig denken erbij moeten komen.
Zo lang ik mij kan herinneren heb ik me anders gevoeld dan ‘de rest’ Alles hierboven herken ik. Ik denk anders, ik verwerk informatie anders en daardor handel ik ook anders. Ik merk het steeds weer. Het is niet af te leren, dus talig denken is ook niet aan te leren. Dat van ‘een andere wereld’ ervaar ik juist zo. Nog steeds.