Blogs
Op het moment dat mijn zoon naar school ging, eerst de peuterspeelzaal op school kwam ik in aanraking met het fenomeen schoolpleinmoeders. Het duurde even voordat ik door had wat dit inhield.
Het zijn van die moeders die ”hangen” op of rond het schoolplein. En dan bedoel ik niet de gezellige moeders die even een praatje maken met andere moeders. Nee, ik bedoel die moeders die al om half drie, nog net niet vergezeld van koffie “hangen” bij de poort of, tijdens regen, onder het afdak van het fietsenhok. Moeders die alles over elk kind plus bijbehorende ouder(s) weten. Moeders die je nooit ziet tijdens knutseluurtjes, vieringen en andere dingen maar die wel klagen over alles wat er in en om de school gebeurd.
Ik besloot mijn eigen gang te gaan en bekeek alles vanaf een afstandje. Totdat ik op een dag een andere moeder zag staan in een hoekje tegenover de mijne. Ik zag haar met dezelfde ogen kijken als die van mij. Week na week hield ik haar in de gaten. Zou het een lotgenoot zijn? Iemand die hetzelfde dacht als ik? Na een tijdje bleek dat ik haar had gevonden! Tijdens een weekopening die de peuterspeelzaal moest verzorgen werd mij duidelijk dat elk kind een koffertje en zonnebril had moeten meenemen voor een vakantieliedje wat ze hadden ingestudeerd. En dat hadden ze dan ook allemaal netjes bij zich. Behalve…mijn zoon en die van haar. Zij had het eerder in de gaten dan ik en vroeg mij zachtjes en met paniek in haar ogen of ik hiervan ook niet op de hoogte was. Eindelijk iemand die net als mij dingen vergat! Niet uit desinteresse maar gewoon, omdat we geen robots zijn. Iemand die ook nog eens dezelfde dingen vergat als mij en waar we dan ook maar gewoon om lachten. Want wat moet je anders?
De minachtende blikken van schoolpleinmoeders deden ons ook niks. We waren de vreemde eenden in de bijt en dat beviel ons prima! We gaven ons op om samen met echt té veel kinderen lampionnetjes te maken en natuurlijk waren onze groepjes een ongeorganiseerde bende. Lijm en papier vloog door de lucht en de tafels waren naderhand niet meer schoon te krijgen, maar we hadden lol en de lampionnetjes zagen er top uit. We zagen andere moeders zich druk maken over dingen die er volgens ons echt niet toe deden. Onze kindjes konden het ook goed met elkaar vinden. We gingen samen op missie toen bleek dat grotere kinderen de boterhamtrommels van onze kindjes af pakten en klaarden dat klusje in zeer korte tijd en met veel precisie. Samen konden we de hele school aan. Totdat…. ze besloot te verhuizen. Ik begreep haar keuze helemaal, maar toch. En nu een jaar later sta ik nog steeds in dat hoekje. Kijkend naar de schoolpleinmoeders, maar nu weer in mijn eentje. En ik mis haar. Vooral als ik iets ben vergeten en ik de enige blijk te zijn, of als ik de enige ben die haar groepje niet onder controle heeft tijdens een viering of schooluitje. Maar ik laat me niet kennen en met opgeheven hoofd loop ik elke dag langs de schoolpleinmoeders en terwijl ik me bekeken voel van kop tot teen speur ik tot op de dag van vandaag alle hoekjes af, in de hoop dat ik iemand zie die iets vergeten of kwijt is….
Blogs
Menig ouders heeft de vraag wel eens gekregen. Zo laatste ook hier in huis.
“Mama!? Gaan jij en papa nog meer kinderen verzamelen?” “Verzamelen? Hoe bedoel je dat?” “Nou, of er nog meer baby’s komen hier in huis.”
En ik begrijp waar deze vraag vandaan komt. Op school hadden ze het thema “Lentekriebels”. Voor Jake bij de peuterspeelzaal heeft zo’n thema natuurlijk een heel andere betekenis dan voor Dean in groep 2. Gaat het bij Jake vooral over vriendschap en wie ze lief vinden (oma, want die maakt zo’n lekkere tosti’s), bij Dean gaat het over baby’s. Want verliefd zijn dat kennen de 5 en 6 jarige kindjes wel, en die vlinders in je buik dat is oud nieuws in groep 2. Het interessantste zijn natuurlijk die baby’s. Want als je verliefd bent krijg je baby’s, aldus mijn oudste zoon. Op het bord in de klas staan de vragen geschreven die de kleuters stellen over lentekriebels. Vragen zoals: Hoe komt een baby in de buik maar vooral ook hoe komt hij er weer uit? Volgens Dean komen baby’s in de buik als de papa en de mama knuffelen, en ze komen er weer uit als de dokter een sneetje maakt in de buik van de mama en dan hup het kind eruit haalt. Een fluitje van een cent. Zo heeft hij het geleerd op school. En ik vind het prima. Hier hoef ik tenminste geen vragenvuur over te verwachten want het is zo klaar als een klontje volgens Dean.
In mijn kinderloze tijdperk heb ik altijd geroepen: óf 1 kindje óf, heel stoer, 3! Of “rustig” aan met 1 kind of het hele huis op zijn kop met 3 kinderen. Dus eigenlijk zou er dan nog 1 moeten komen, er zijn er immers al 2. Een meisje erbij zou natuurlijk wel leuk zijn. Maar een jongen ook. Dan heb je Kwik, Kwek en Kwak. Ik probeer me voor te stellen hoe het zou zijn met 3 kindjes. Nog meer rommel in huis? Is dat überhaupt wel mogelijk? Weer ’s nachts uit bed om te voeden? Passen 3 kinderen met hun toebehoren in mijn auto? Hoe krijg je er 3 op de fiets? Moeten wij dan buiten gaan slapen? Een kind heeft immers een slaapkamer nodig. Dean en Jake dan samen op een kamer? Nee, dan slapen ze waarschijnlijk nooit meer. Krijgen we oma en opa nog een keer zo ver om op te passen als ik moet werken? Over een jaartje gaat Jake naar de kleuterschool, ergens toch wel fijn om dan na 7 jaar af en toe een heel klein beetje tijd voor jezelf te krijgen. Dat heb je dan niet als er weer een baby zou zijn. Maar het is natuurlijk wel weer leuk zo’n ukkie in huis. En hoewel het zeker ook zijn leuke kanten heeft, ben ik nu niet meer zo stoer en vind ik dat het goed zo is. We hebben 2 lieve, gezonde kinderen die tellen voor 3. Wat wil je nog meer? En ik antwoord dan ook: “Nee, er komen waarschijnlijk geen baby’s meer hier in huis. Papa en ik zijn klaar met verzamelen.”
“Nou dan moeten jullie wel stoppen met knuffelen hoor. Want daar krijg je baby’s van.”
Blogs
Ken je dat? Van die moment dat je wel door de grond kan zakken! Dat je voor schut word gezet door je eigen kind. Kleine kinderen (en dronken mensen) vertellen de waarheid, althans dat is wat ze zeggen. Maar wat als een kind af en toe niet zo eerlijk is?
Vanaf dat Dean een baby was had hij last van oorpijn. Hevige oorpijn. Ontstekingen die maar bleven komen en waar hij doodziek van werd. Blij waren we dan ook toen we eindelijk werden doorverwezen naar de kno arts en we enkele weken later in alle vroegte op weg konden naar de buizenfabriek. Want een fabriek dat is het. Eén voor één worden de met oorpijn gekwelde kindjes afgevoerd waarna je ze na een minuut of twintig suf en dizzy maar mét felbegeerde buisjes weer terug krijgt. Dean zijn gehoor was meteen een stuk beter wat resulteerde in betere spraak en het allerbelangrijkste van alles, de pijn was weg en bleef weg.
Enkele weken later werd zijn gehoor weer een stuk minder. Zouden zijn buisjes er nu al uit zijn? Ik ging op zoek in zijn bed, onder zijn bed en in zijn oren, maar ik kon geen buisjes vinden. Eigenlijk wist ik ook niet waarnaar ik moest zoeken dus al snel staakte ik deze nutteloze actie. En zo gingen we enkele dagen later weer naar de fabriek. Na een grondige inspectie van de onsympathieke, humorloze doch kundige arts was er volgens hem maar 1 conclusie:
“Met zijn gehoor is niks mis en zijn buisjes zitten ook nog prima. Er is een groot verschil tussen niet horen en niet luisteren mevrouw…..”
En daar zit je dan…
“Dean eet nu toch je boterham op! ” “Ik kan niet eten mama ik heb pijn aan mijn tanden.” “Wat? Welke tand dan?” “Dat weet ik niet precies maar het doet zo’n pijhijn!” Ik speur zijn gebit af op zoek naar een gaatje. Maar ik zie niks. Natuurlijk zie ik niks. Ik ben immers geen tandarts. Ik kijk op de klok. Kwart voor acht. We hebben nog een kwartier om op het spreekuur te komen. Als we een sprintje trekken halen we het vast nog wel. Snel met kind en tandpijn de auto in, school gebeld dat we later komen en hopen dat het niet druk is. En natuurlijk is het druk. Het is zo druk dat we maar liefst anderhalf uur in de wachtkamer zitten, starend naar een foto van een nijlpaard met opengesperde mond, luisterend naar boren die naar mijn mening best wat minder geluid mogen maken en kijkend naar in angstzweet badende mensen. En dan eindelijk zijn we aan de beurt. De sympathieke tandarts met humor begint zijn inspectie. En het duurt lang, te lang. “Ik zie echt geen gaatje hoor. Kun je eens precies aanwijzen waar het pijn doet?” En toen, precies op dat moment werd het me duidelijk. Ik ben hier voor de flauwekul. Ik zie mijn zoon aarzelen en pretoogjes verschijnen. “Eh…ik heb eigenlijk geen pijn aan mijn tanden, ik had gewoon niet zo’n zin in mijn boterham.”
En daar zit je dan…alweer…
Grote kinderen. Kleine kinderen. Eerlijke kinderen en oneerlijke kinderen. Het maakt helemaal niks uit. Ze zetten je voor schut. En hoewel je op het moment suprême het liefst door de grond wil zakken zijn dit toch echt de dingen die je niet wilt missen.
Blogs
Eens weet je dat het moment eraan komt. Dan komt je tot het besef: hij weet het. En ik weet dat hij het weet. Voor nu doen we doen allebei net alsof we het niet weten. Zolang we er niet overpraten, zolang we het niet benoemen is het nog geen werkelijkheid. Noem het maar ontkenning. De koppen in het zand steken. Hij wil eigenlijk helemaal geen bevestiging van datgene waar hij achter is gekomen, en ik wil er zo graag nog één jaartje mee doorgaan.
Gisteravond in bed vroeg hij het. Zomaar ineens out of the blue. “Jullie doen het hè?” En ik wist meteen wat hij bedoelde. Nerveus begon ik te lachen en nog voordat ik iets had kunnen antwoorden stopte hij zijn vingers in zijn oren en zag ik waterige ogen verschijnen. Ik had twee opties. De eerste was bekennen, wat zou betekenen dat zijn wereld in elkaar zou storten dus die optie viel af. Ik besloot te kiezen voor optie twee. Glashard liegen. Liegen dat het barst. Liegen terwijl hij wist dat ik aan het liegen was. Kun je dat dan eigenlijk liegen noemen? Of is dat dat dan ontkenning?
Ik vroeg aan hem wat hij had gehoord, en van wie. Maar dat wilde hij niet zeggen. Eigenlijk deed dat er ook niet toe, maar het gaf mij de gelegenheid om een plan te bedenken zodat hij mij weer ging geloven, en dat alles weer als vanouds zou zijn. Nadat hij telkens zijn vingers in zijn oren stopte als ik iets wilde zeggen besloot ik dat het genoeg was geweest voor die dag. Hij was duidelijk nog niet toe aan de waarheid. Hij wilde gaan slapen en dat vond ik een heel goed idee. Uitstel van executie.
Toen ik bijna beneden was riep hij me terug.
Met lood in mijn schoenen liep ik weer terug naar boven en bleef in de deuropening staan. “Maar die pieten bestaan toch wel? Zíj brengen toch die cadeautjes? Toch mama?” vroeg hij bijna wanhopig. Ik had zo met hem te doen, maar het was nog niet te laat! Het was nog niet helemaal verleden tijd. Hij zat nog in de twijfelzone, en ik was niet van plan om het genadeschot te geven. “Natuurlijk bestaan die pieten echt! Wie brengt anders allemaal die cadeautjes? Wij toch niet? We zijn niet ‘gek Jetje’, Dean.” Even bleef het stil. We keken elkaar aan en ik zag dat hij mijn overdreven enthousiaste toneelspel niet geloofde, maar hij gaf me groots een klein glimlachje, ging liggen en zei niks. En dat vond ik fijn. Nog één jaartje wil ik het vieren zoals de afgelopen 7 jaren. Met twee blije kindjes en een blije mama die alle drie nog geloven dat superhelden écht bestaan. We laten het zo. Nog één jaartje.